Openbaring in het kort, een overzicht
Introductie op Openbaring
Hoofdstukken Openbaring
hoofdpagina site
HSV 20 Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u de vrouw Izebel, die van zichzelf zegt dat zij een profetes is, ongemoeid haar gang laat gaan om te onderwijzen en Mijn dienstknechten te misleiden, zodat zij hoererij bedrijven en afgodenoffers eten. 21 En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich van haar hoererij zou bekeren, maar zij heeft zich niet bekeerd. 22 Zie, Ik werp haar te bed, en breng hen die overspel met haar plegen, in grote verdrukking, als zij zich niet bekeren van hun werken. 23 En haar kinderen zal Ik door de dood ombrengen, en alle gemeenten zullen weten dat Ik het ben Die nieren en harten doorzoekt, en Ik zal u geven eenieder naar uw werken.
NBG51 20 Maar Ik heb tegen u, dat gij de vrouw Izebel laat begaan, die zegt, dat zij een profetes is, en zij leert en verleidt mijn knechten om te hoereren en afgodenoffers te eten. 21 En Ik heb haar tijd gegeven om zich te bekeren, maar zij wil zich niet bekeren van haar hoererij. 22 Zie, Ik werp haar op het ziekbed en hen, die met haar overspel bedrijven, breng Ik in grote verdrukking, indien zij zich niet van haar werken bekeren. 23 En haar kinderen zal Ik de dood doen sterven en alle gemeenten zullen inzien, dat Ik het ben, die nieren en harten doorzoek; en Ik zal u vergelden, een ieder naar uw werken.
NBV21 20 Maar dit heb Ik tegen u: u laat die Izebel, die zichzelf profetes noemt, haar gang gaan terwijl ze mijn dienaren met haar uitspraken tot ontucht en tot het eten van offervlees verleidt. 21 En hoewel Ik haar de tijd heb gegeven om tot inkeer te komen, weigert ze haar ontuchtig gedrag op te geven. 22 Ik zal haar ziek maken en hen die overspel met haar plegen in ellende storten, tenzij ze zich van haar daden afkeren; 23 haar kinderen zal Ik laten sterven aan een dodelijke ziekte. Laat elke gemeente beseffen dat Ik het ben die hart en ziel van de mens doorgrondt en dat Ik ieder van u zal belonen naar zijn daden.
Maar.. te tolerant
20 ἀλλ’ ἔχω κατὰ σοῦ Maar Ik heb tegen u
In mindere handschriften is toegevoegd ὀλίγα, (slechts) enkele dingen, waarschijnlijk om de kritiek wat te verzachten. Want hoe kan het dat een gemeente, die zo te prijzen is, toch zo een vermaning te horen krijgt. Maar juist in een gemeente die zoveel liefde toont, zo veel goed werk verricht, is de kans groter dat men meer tolereert. En daar is de Here Jezus het beslist niet mee eens.
ὅτι ἀφεῖς τὴν γυναῖκα Ἰεζάβελ, dat u toelaat de vrouw Izebel
Izebel zal niet haar eigen naam zijn geweest. Maar deze zeer bekende naam uit het OT duidt treffend het karakter en het optreden van deze vrouw aan. Izebel was de vrouw van Achab, de koning van Israël, het tienstammenrijk. Izebel was een dochter van de heidense koning van Tyrus en Sidon. In haar huwelijk met Achab nam zij de godsdienst van thuis mee. Zij had veel invloed op Achab en bewoog hem om ook haar goden te gaan dienen 1. Dit leidde ertoe dat er 450 profeten werden aangesteld voor de dienst van Baäl. Anderzijds werden de meeste priesters die de HERE dienden op aangeven van Izebel gedood. Slechts honderd werden gered door Obadja, de hofmeester van Achab, en in het geheim door hem onderhouden 2. God heeft het optreden van Izebel niet ongestraft laten passeren. Hij heeft op een indrukwekkende manier ingegrepen via zijn profeet Elia. Dit leidde tot de dood van de 450 profeten van Baäl en het volk Israël beloofde dat zij weer de HERE zouden gaan dienen (1 Kon 18:21-46). Izebel was furieus en trachtte daarna ook Elia te doden. Het gruwelijk einde van Izebel wordt in 2 Kon 9 verteld. In het kader van deze brief is deze achtergrond van groot belang. Het laat zien hoe de invloed van slechts één individu rampzalig kan uitpakken voor een volk, voor een gemeente. En ook het einde van Izebel is hier veelzeggend. Zij werd, nadat zij uit een raam op een bovenverdieping was gegooid, op straat door paarden vertrapt. Jezus maakt zich aan deze gemeente bekend met voeten als van gloeiend heet gestookt koperbrons . De brief eindigt met heidenvolken die als kruiken van een pottenbakker zullen worden verbrijzeld. De gemeente van Thyatira zal bij het horen van hoe Jezus zich bekend maakt en van de naam Izebel gelijk zijn opgeschrikt.
ἡ λέγουσα ἑαυτὴν προφῆτιν καὶ διδάσκει de noemende zichzelf profetes,
Deze vrouw, op wie de Here Jezus doelt, vervult kennelijk dezelfde rol als Izebel. Zij is invloedrijk, mogelijk ook vermogend en zij werpt zich op als iemand die spreekt namens God, maar dan wel haar eigen god. Het is duidelijk dat zij zichzelf deze rol heeft aangemeten.
te leren καὶ πλανᾷ en te misleiden τοὺς ἐμοὺς δούλους mijn knechten
Zij heeft de nodige aanhangers en verspreidt haar ideeën in heel de gemeente. Wellicht doet zij volop in heel het gebeuren van de stad mee en in de handel. Dan kan het niet anders of je moet met van alles meedoen. Daar horen ook de maaltijden bij tot eer van de afgoden die voor al de welvaart van de stad zorgen. Ja, als je wat wilt verdienen moet je het allemaal niet te nauw nemen.
πορνεῦσαι te hoereren καὶ φαγεῖν εἰδωλόθυτα. en afgodenoffers (te)eten.
Deze vrouw wil vermenging van de dienst aan de Here en de dienst aan de afgoden. Precies zo zat ook de dienst aan Baäl, een vruchtbaarheidsgod, in elkaar. Dat maakt het leven toch een stuk gemakkelijker, zo kun je lid zijn van de gilden en beter handel drijven. Zij ziet geen kwaad in het eten van offervlees, dat gewijd is aan de afgoden. En ook niet in de tempelprostitutie die daar bij hoort. Zie meer over deze bedreigingen in de bespreking van de Nikolaïeten in de brief aan Efeze en over de rol van Bileam in de brief aan Pergamon. De verleiding door Izebel lijkt veel op die van Bileam en die van de Nikolaïeten.
21 καὶ ἔδωκα αὐτῇ χρόνον en Ik heb gegeven haar tijd ἵνα μετανοήσῃ, opdat zij zich bekeert
Kennelijk is deze vrouw, die in de gemeente bekend zal zijn, daar al eerder op aangesproken. Misschien door vermaan van Johannes toen hij nog zelf de gemeenten kon bezoeken. Maar nu vermanende woorden niet hielpen gaat de Here ingrijpen met zwaardere middelen. In Pergamon (vers 16) kon de Here het nog met woorden af.
ἐκ τῆς πορνείας αὐτῆς. vanuit de hoererij van haar
Haar hoererij is heulen met de afgoden en de daaraan verbonden tempeldienst. En het verleiden van de gemeenteleden. Dat moet zij de rug toekeren, daar volledig mee breken.
καὶ οὐ θέλει μετανοῆσαι en niet zij wil zich bekeren 3.
Het is niet alleen dat zij geen teken van verandering toont, maar zij heeft aangegeven dat zij die kant zeker niet op wil. Zij wil gewoon doorgaan, en dat ook nog onder het mom dat zij namens God spreekt. Merk op dat in deze brief niet de gemeente zich moet bekeren, maar met name deze vrouw. De gemeente moet het zich aantrekken dat zij deze vrouw nog steeds toelaat om binnen de gemeente werkzaam te zijn. De gemeente heeft zich medeverantwoordelijk gemaakt voor het kwaad dat sommigen in de gemeente nu gaat treffen. Wat zij hebben nagelaten moet nu door de Here Jezus zelf worden opgepakt. Want Izebel haar gang laten gaan brengt groot gevaar mee zoals de geschiedenis heeft laten zien.
Jezus grijpt zelf in
22 ἰδοὺ βάλλω αὐτὴν εἰς κλίνην Zie, Ik werp haar in bed
Zie! Let nu goed op! Je gaat het met je eigen ogen zien wat Ik nu doe zegt de Here Jezus. Het staat in de tegenwoordige tijd, het gaat nu gebeuren. Deze vrouw lag figuurlijk gesproken maar al te vaak in bed. Liggend eten, comfortabel op de kussens, toehoorders om haar heen om te horen wat goed was en waar anderen toch bezwaar tegen maakten. Dat afgoden niets betekenen, dat je best mee mag doen met de gilden en de tempeldienst, dat stelt toch niets voor. Maar nu werpt, gooit, Jezus zelf haar in bed, niet zo zachtzinnig dus. Het gaat om een ziekbed wel te verstaan. En of zij van dit ziekbed ooit zal kunnen opstaan is zeer de vraag. Zij zal een teken zijn tot waarschuwing van hen die op die verkeerde weg verder willen gaan.
καὶ τοὺς μοιχεύοντας μετ’ αὐτῆς en de overspel bedrijvenden met haar
Allen die zich om haar heen verzamelen om naar haar leer te luisteren en daarnaar te leven worden in datzelfde ziekbed gegooid, als… er geen bekering is.
Ook latere hoofdstukken van Openbaring spreken over hoererij, overspel, in overdrachtelijke zin. Dat betreft bewoners van de aarde die voor het verkrijgen van de dingen van deze wereld de dienst aan God opzeggen. Die willen leven van het compromis onder leiding van de grote hoer Babylon (Opb 17). Ook die hoer en allen die met haar overspel bedrijven worden veroordeeld.
εἰς θλῖψιν μεγάλην, in verdrukking groot
Het is niet een kwaaltje, dat zo maar overgaat. Het zal een ‘mega’ verdrukking zijn. De lust om dan nog ‘overspel’ te plegen zou moeten verdwijnen voor wie ook in deze grote verdrukking komt.
ἐὰν μὴ μετανοήσωσιν ἐκ τῶν ἔργων αὐτῆς, indien niet zij zich zullen bekeren van de werken van (hun) haar.
Voor wie met haar heulen bestaat nog de mogelijkheid om dit te ontkomen. Zij zullen zien wat met deze vrouw gebeurt, daar moeten zij van schrikken. Gezien het meervoud betreft dit de volgelingen van deze Izebel. Verder is de tekstvariant “haar werken” te prefereren boven “hun werken” want het gaat om het navolgen van ‘haar’ werken. Voor Izebel is het al te laat. Zij draagt de grootste verantwoording voor wat zij aanricht en waar zij niet mee wil breken.
23 καὶ τὰ τέκνα αὐτῆς (dan) en de kinderen van haar
Voor wie niet breken met het volgen van haar loopt het slecht af. Het gaat om wie actief haar gedachtegoed overnemen en verkondigen, haar geestelijke kinderen zogezegd. Dit zijn gemeenteleden, die menen dat zij gelijk heeft, die net als haar er niet over denken om te breken met de zonde. Deze kinderen zijn net zo hardnekkig als hun geestelijke moeder. Johannes gebruikt in zijn brieven vaak de uitdrukking ‘mijn lieve kinderen’. Het zijn de gemeenteleden met wie hij een goede band heeft en zelf ook opvoedt.
ἀποκτενῶ ἐν θανάτῳ. Ik zal wegnemen in de dood.
Deze hardnekkige volgelingen zullen sterven door een dodelijke ziekte. Ook met Izebel zal het niet goed aflopen. Zo wordt een duidelijk voorbeeld gesteld, ieder kan het waarnemen en er zal veel over gesproken worden. Het dient tot behoud van hen die de waarschuwing ter harte nemen.
καὶ γνώσονται πᾶσαι αἱ ἐκκλησίαι En (dan) zij zullen weten, al de gemeenten,
Dit wordt rond verteld! Het komt ter kennis aan allen, aan alle gemeenten. Het is bittere ernst voor wie voortgaat met zondigen nadat meermalen is gewaarschuwd. Zeker als dat met tekenen is bekrachtigd. Dit rondvertellen laat duidelijk zien dat de brieven allereerst de gemeenten betreffen in die tijd. Maar zeker ook met lessen die alle gemeenten gelden in alle tijden. De uitleggers die de zeven brieven opvatten als zeven perioden van de kerk in haar gang naar het einde, lopen hier vast. Want hoe kunnen de drie gemeenten die hiervoor al zijn genoemd dit dan nog horen? Die tijd is dan toch al voorbij? Vooral de ‘broeders’, de vergadering van gelovigen, hebben/hadden deze zienswijze van zeven tijdperken voor de kerk.
ὅτι ἐγώ εἰμι ὁ ἐραυνῶν νεφροὺς dat Ik, Ik ben de doorzoekende nieren καὶ καρδίας en harten
Deze uitdrukking staat vaak in de Bijbel, het gaat om wat in het innerlijk van een mens leeft aan gedachten, motieven, wil enz. Maar voor de Here Jezus, die zich hier bekend maakt met ogen als een vuurvlam, blijft niets verborgen. Nadat Jezus heel de levenssituatie heeft beschreven van de Samaritaanse vrouw (Joh 4) zegt ook zij: ik zie dat U een profeet bent. Profeten in het OT kregen van God te horen wat er leefde in de harten van hun toehoorders 4.
καὶ δώσω ὑμῖν ἑκάστῳ en Ik zal geven aan jullie, aan ieder,
Geen uitzonderingen, Jezus kent geen aanneming des persoons. Ieder ontvangt het eigen passende oordeel.
κατὰ τὰ ἔργα ὑμῶν. naar de werken van jullie.
Vanuit de Reformatie zijn wij terughoudend om het zo te zeggen. Toch is het bijbels en nieuwtestamentisch om het zo te zeggen, want echt geloof brengt werken voort, ook daar wordt genade voor gegeven. Jezus in de Evangeliën 5, Paulus 6, en bijv. Petrus 7 zeggen het ook zo. Maar er zijn een paar kanttekeningen bij te plaatsen om dit goed te verstaan. Er is loon uit genade voor hen die de goede werken hebben gedaan. God gaf de mogelijkheden om die te doen 8. De catechismus schrijft het zo: HC Vraag 63. Verdienen onze goede werken niet? Die God nochtans in dit en in het toekomende leven wil belonen? Antwoord: Deze beloning geschiedt niet uit verdienste, maar uit genade. Zie ook Lukas 17:10 9.
Ga verder naar Opb 2:24-29
Ga terug naar Opb 2:18-19
- 1 Kon 16:30 Achab, de zoon van Omri, deed wat slecht was in de ogen van de HEERE, meer dan allen die er vóór hem geweest waren. 31 En het gebeurde (was het gering dat hij in de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, ging?) dat hij ook nog Izebel tot vrouw nam, de dochter van Ethbaäl, de koning van de Sidoniërs, en dat hij de Baäl ging dienen en zich daarvoor neerboog. 32 Hij richtte voor de Baäl een altaar op in het huis van de Baäl, dat hij in Samaria gebouwd had. [↩]
- 1 Kon 18:4 Het was namelijk gebeurd, toen Izebel de profeten van de HEERE uitroeide, dat Obadja honderd profeten nam en ze per vijftig man in een grot verborg en hen met brood en water onderhield.klein. [↩]
- een minder handschrift heeft: καὶ οὐ μετενόησεν en niet zij heeft zich bekeerd. [↩]
- Jer 17: 5 Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de man die vertrouwt op een mens, en die een schepsel tot zijn arm stelt, terwijl zijn hart van de HEERE afwijkt. 6 Hij zal zijn als een kale struik in de vlakte, die het niet ziet wanneer het goede komt: hij verblijft op de droogste plekken in de woestijn, in zilt en onbewoond land. 7 Gezegend is de man die op de HEERE vertrouwt, wiens vertrouwen de HEERE is. 8 Hij zal zijn als een boom, die bij water geplant is, en die zijn wortels laat uitlopen bij een waterloop. Hij merkt het niet als er hitte komt, zijn blad blijft groen. Een jaar van droogte deert hem niet, en hij houdt niet op vrucht te dragen. 9 Arglistig is het hart, boven alles, ja, ongeneeslijk is het, wie zal het kennen? 10 Ik, de HEERE, doorgrond het hart, beproef de nieren, en dat om ieder te geven overeenkomstig zijn wegen, overeenkomstig de vrucht van zijn daden. [↩]
- Mat. 16:27 Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met Zijn engelen, en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden. [↩]
- Rom 2:5 Maar in overeenstemming met uw hardheid en uw onbekeerlijke hart hoopt u voor uzelf toorn op tegen de dag van de toorn en van de openbaring van het rechtvaardig oordeel van God, 6 Die ieder vergelden zal naar zijn werken, 7 namelijk hun die met volharding het goede doen en heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken: het eeuwige leven. 8 Hun echter die twistziek zijn en ongehoorzaam aan de waarheid, maar gehoorzaam aan de ongerechtigheid, zal gramschap en toorn vergolden worden. [↩]
- 1 Petr 1:17 En als u Hem als Vader aanroept Die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandel dan in de vreze des Heeren, gedurende de tijd van uw vreemdelingschap, [↩]
- Fil 2:13 Want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen. [↩]
- Zo moet ook u, wanneer u gedaan hebt al wat u opgedragen is, zeggen: Wij zijn onnutte dienaren, want wij hebben slechts gedaan wat wij moesten doen. [↩]