Ga naar de inhoud

Openbaring hoofdstuk 7 vers 13-17

Openbaring in het kort, een overzicht
Introductie op Openbaring
naar Hoofdstukken
hoofdpagina site

HSV13 En een van de ouderlingen antwoordde en zei tegen mij: Dezen, die bekleed zijn met witte gewaden, wie zijn zij en waar zijn zij vandaan gekomen? 14 En ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam. 15 Daarom zijn zij vóór de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel. En Hij Die op de troon zit, zal Zijn tent over hen uitspreiden. 16 Zij zullen geen honger of dorst meer hebben, en geen zonnesteek of enige hitte zal hen treffen. 17 Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.

NBG51 13 En een van de oudsten antwoordde en zeide tot mij: Wie zijn dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen? 14 En ik sprak tot hem: Mijn heer, gíj weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking; en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams. 15 Daarom zijn zij voor de troon van God en zij vereren Hem dag en nacht in zijn tempel; en Hij, die op de troon gezeten is, zal zijn tent over hen uitspreiden. 16 Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, 17 want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.

NBV21 13 Een van de oudsten sprak mij aan: ‘Wie zijn dat daar in het wit, en waar komen ze vandaan?’ 14 Ik antwoordde: ‘U weet het zelf, heer.’ Hij zei tegen me: ‘Dat zijn degenen die de grote verdrukking hebben doorstaan. Ze hebben hun kleren witgewassen met het bloed van het lam. 15 Daarom staan ze voor Gods troon en zijn ze dag en nacht in zijn tempel om Hem te vereren. En Hij die op de troon zit zal bij hen wonen. 16 Dan zullen ze geen honger meer lijden en geen dorst, de zon zal hen niet meer steken, de hitte hen niet bevangen. 17 Want het lam midden voor de troon zal hen hoeden, hen naar de waterbronnen van het leven brengen. En God zal alle tranen uit hun ogen wissen.’

Een oudste stelt een vraag en Johannes krijgt uitleg over wie de grote menigte is
13 Καὶ ἀπεκρίθη εἷς ἐκ τῶν πρεσβυτέρων λέγων μοι en hij gaf een reactie, één uit de oudsten, zeggende tot mij:
Meestal wordt het werkwoord (ἀπεκρίθη) vertaald met ‘hij antwoordde’ zoals in de HSV en NBG51. Maar hier ziet een oudste dat Johannes, die kennelijk in het midden staat, het gebeuren nauwelijks kan bevatten. Daarom stelt de oudste hem een vraag om een en ander te kunnen verduidelijken.
οὗτοι οἱ περιβεβλημένοι τὰς στολὰς τὰς λευκὰς τίνες εἰσὶν καὶ πόθεν ἦλθον; dezen, de bekleden met de gewaden, de witte, wie zijn zij en vanwaar zijn zij gekomen?

14 καὶ εἴρηκα αὐτῷ En ik heb gezegd tot hem κύριέ μου, σὺ οἶδας. heer van mij, u, u weet (het)
Wat Johannes gedacht mag hebben komen wij niet te weten. Hij stond niet met een antwoord klaar. Daarom vertrouwt hij zich toe aan de kennis en het inzicht van deze oudste. Hij spreekt hem aan met veel eerbied. De oudsten in de hemel zijn vervuld met kennis, zij staan aan de oorsprong van de geschiedenis van de mens op aarde. Zij vertegenwoordigen dus geen apostelen zoals soms wordt gedacht, want Johannes de apostel maakt er geen deel van uit.
καὶ εἶπέν μοι· en hij zei tot mij οὗτοί εἰσιν οἱ ἐρχόμενοι ἐκ τῆς θλίψεως τῆς μεγάλης dezen, zij zijn de komenden vanuit de verdrukking, de grote
De werkwoordsvorm toont dat het binnenkomen nog gaande is, ook de laatst verzegelden komen binnen, niemand van hen gaat verloren. Als hierna de ‘vier winden’ worden los gelaten zullen de meest ernstige rampen de aarde en de mensen gaan treffen, zie Opb 7:1-3.
De verzegeling rust gelovigen toe door bijstand van de Heilige Geest om in de verdrukking staande te blijven. Om zich rein te bewaren in de wereld om hen heen en Jezus niet te verloochenen. Als het moet, getuigen met de dood als gevolg. Deze ontelbaar grote schare bestaat uit verzegelden en komt overeen met de honderdvierenveertigduizend. Dit visioen laat zien dat het einde heel nabij is. Tot de laatste toe wordt Gods volk, de honderdvierenveertigduizend, geheel Israël, heel de gemeente (Opb 1:4), verzameld. Over de grote verdrukking zie het commentaar bij het slot van vers 1 van dit hoofdstuk.
καὶ ἔπλυναν τὰς στολὰς αὐτῶν en zij zijn gewassen, de gewaden van hen, καὶ ἐλεύκαναν αὐτὰς en zij zijn wit gemaakt die ἐν τῷ αἵματι τοῦ ἀρνίου. in het bloed van het Lam.
De tijdsvorm 1 wijst op het feit dat hun gewaden gewassen en witgemaakt zijn in het bloed van het Lam. Wanneer dat gebeurde doet er niet toe. Sommigen van hen zullen als martelaars in hun eigen bloed zijn gestorven, omdat zij tot in de dood trouw bleven aan het Lam. Maar dat krijgt geen accent, het gaat hier niet alleen over de martelaren. Het gaat erom dat Jezus met zijn bloed voor de zonden van heel deze niet te tellen menigte van gelovigen heeft betaald. Zij zijn rein, volmaakt, zonder enige smet en ontvingen als symbool daarvan witte gewaden. Eerder stond in Openbaring 5:9 dat Hij hen heeft gekocht met zijn bloed 2. Het beeld is verwant aan Daniël 12 waarin ook sprake is van gereinigd en zuiver wit gemaakt worden voor het einde 3.
Dat bloed reinigt is paradoxaal, maar voluit Bijbels. Het heeft alles te maken met het verzoenende werk van de Here Jezus. Bloed van een rein offer bedekt zonde voor het oog van God. In het boek Leviticus zijn er voorschriften die wijzen op het met bloed reinigen van de tabernakel en wat daarbij hoorde 4, 5 en dan ook het reinigen van de hogepriester zelf en zijn gezin en heel het volk 6. De schrijver aan de Hebreeën grijpt hier op terug en wijst erop dat zo ook het geweten van de gelovige wordt gereinigd 7. En zonder bloedstorting is vergeving niet mogelijk 8. Johannes schrijft in zijn eerste brief op vergelijkbare wijze over de reinigende werking van het bloed van de Here Jezus Christus 9.

God zal wonen te midden van zijn mensen
15 διὰ τοῦτό εἰσιν ἐνώπιον τοῦ θρόνου τοῦ θεοῦ Vanwege dit, zij zijn voor het aangezicht van de troon van God
Omdat zij allen rein, smetteloos zijn, kunnen zij voor de troon van God verkeren, kunnen zij God onder ogen komen. De lofzang die de oudsten, de vertegenwoordigers van alle heiligen, zongen bij de troonsbestijging van het Lam zag uit naar wat hier getoond wordt 10.
καὶ λατρεύουσιν αὐτῷ ἡμέρας καὶ νυκτὸς en zij dienen Hem dag en nacht ἐν τῷ ναῷ αὐτοῦ, in de tempel van Hem,
In de tempel van Jeruzalem werden na het avondoffer de deuren gesloten om ’s morgens weer open te gaan. Maar gelovigen op aarde kunnen dag en nacht bidden in de wetenschap dat zij in de hemel worden gehoord. De tempel in de hemel wordt in Openbaring vaak genoemd, het is de plaats waar de troon van God staat, waar Hij ‘woont’. Letterlijk gezien is er in de hemel geen tempelcomplex. Later benadrukt Opb 21 dat op de nieuwe aarde, als het nieuwe Jeruzalem (de gemeente) daarop vanuit de hemel is neergedaald, geen tempel is 11.
καὶ ὁ καθήμενος ἐπὶ τοῦ θρόνου σκηνώσει ἐπ’ αὐτούς. en de verblijvende op de troon zal zijn tent uitspreiden over hen.
Het werkwoord wijst erop dat God zo dicht mogelijk bij deze menigte zal wonen. Hijzelf zet daartoe een tent over hen op. Deze functioneert als het ware als een tempel, om samen in te wonen, in volmaakte vrede. In Openbaring 21:3 wordt nog eens deze tent genoemd 12. Het verwijst naar het beloofde in Ezechiël 37:27  13. De aanwezigheid van God zo dichtbij herinnert aan de uittocht, met de wolkkolom en de vuurkolom die het volk van boven af beschermde (Ex 13:21). Als men verder moest trekken werden deze opgeheven. Maar na het gouden kalf 14 wilde God niet meer tussen het volk wonen, de tabernakel werd buiten het legerkamp gezet 15. Daar zal nu geen sprake meer van zijn, de beschutting door God is permanent, de reis is min of meer voltooid, er zal geen beproeving meer zijn, maar de nieuwe aarde moet nog wel komen. Dat zal de definitieve woonplaats zijn voor al de heiligen, vandaar dat zij hier nog onder een tent wonen. Op de nieuwe aarde zal God tussen hen in wonen, in zijn tabernakel, dat is dichterbij dan in een tempel.

16 οὐ πεινάσουσιν ἔτι niet zij zullen honger hebben meer οὐδὲ διψήσουσιν ἔτι en niet zij zullen dorst hebben meer
οὐδὲ μὴ πέσῃ ἐπ’ αὐτοὺς ὁ ἥλιος en niet, nee!, hij valt op hen de zon οὐδὲ πᾶν καῦμα, noch enige hitte!
Hier wordt het beeld gebruikt van de afmattende, verdrukkende woestijn waar ooit Israël door heen moest. Zo is ook nu deze menigte, het volk van God, in de rust gekomen 16. Zij zijn allen bij God en bij het Lam hun goede Herder. Het is vervulling van een profetie van Jesaja, waar gesproken wordt over de terugkeer van Israël, maar deze omvat nu alle rassen, stammen, volken en talen (vers 9) 17.

Het Lam zal hen weiden
17 ὅτι τὸ ἀρνίον τὸ ἀνὰ μέσον τοῦ θρόνου omdat het Lam, Het (zijnde) in het midden van de troon, ποιμανεῖ αὐτοὺς Het weidt hen
Het Lam is de goede Herder die de schapen, die God Hem gaf, verzamelt, niet alleen uit Israël maar ook uit de volken daarbuiten 18, 19. Het gedeelte uit Jesaja 40 dat spreekt over de Herder die de schapen weidt 20, 21 is door Händel op muziek gezet in de ‘Messiah’ met als aanvulling de nodiging van Jezus uit Mattheüs 11 om bij Hem de echte rust te vinden 22.
καὶ ὁδηγήσει αὐτοὺς ἐπὶ ζωῆς πηγὰς ὑδάτων, en Het zal de weg wijzen hen naar levende bronnen van wateren
Deze bronnen drogen nooit op, staan nooit stil, vandaar levende bronnen, zij leveren altijd gezond water. Zulke woorden zijn al eerder door Johannes opgetekend uit de mond van Jezus toen Hij sprak tot de Samaritaanse vrouw 23 en ook later op het feest van Loofhutten over het levende water dat Hij geeft aan ieder die in Hem gelooft 24. De Schriftwoorden waar Jezus op doelt in Joh 7:37 “Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” komen uit Ezechiël 25. Jezus verwees al naar zichzelf als de nieuwe tempel in Johannes 2 26. Openbaring 22 wijst op een rivier van levend water die ontspringt aan de troon van God en van het Lam met woorden die verwant zijn aan Ezechiël 27.
καὶ ἐξαλείψει ὁ θεὸς πᾶν δάκρυον ἐκ τῶν ὀφθαλμῶν αὐτῶν. en Hij zal afwissen, God, elke traan uit de ogen van hen!
Johannes mag zien dat het hier op uitloopt 28. Hij ziet al het einde, maar voor het zover is moet er wel worden afgerekend met alle kwaad, met Satan en zijn demonen en met allen die hem trouw zijn. Het laatste oordeel staat nu te gebeuren, de zevende bazuin kondigt het aan. Maar zoals wij zullen zien wordt met de voltrekking daarvan geen haast gemaakt, de oproep tot bekering zal nog regelmatig worden herhaald.

Ga verder naar Opb 8:1-5
Terug naar Opb 7:9-12

  1. aorist []
  2. Opb 5:9 En zij zongen een nieuw lied en zeiden: U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons hen voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie. []
  3. Dan 12:9 Toen zei Hij: Ga heen, Daniël, want deze woorden blijven geheim en verzegeld tot de tijd van het einde. 10 Velen zullen gereinigd, zuiver wit gemaakt en gelouterd worden. De goddelozen echter zullen goddeloos handelen en geen enkele van de goddelozen zal het begrijpen, maar de verstandigen zullen het begrijpen. []
  4. Lev. 14: 52 (NBV) Zo reinigt hij het huis van zonde, met het bloed van de vogel en het bronwater… []
  5. Lev 16:14 Hij moet dan een deel van het bloed van de jonge stier nemen, en met zijn vinger op het verzoendeksel sprenkelen, aan de kant naar het oosten toe. En vóór het verzoendeksel moet hij zeven keer met zijn vinger van dat bloed sprenkelen. 15 Daarna moet hij de bok slachten die als zondoffer voor het volk bestemd is, en zijn bloed binnen het voorhangsel brengen. Hij moet met zijn bloed doen zoals hij met het bloed van de jonge stier gedaan heeft, en dat op het verzoendeksel en vóór het verzoendeksel sprenkelen. 16 Zo moet hij over het heiligdom verzoening doen vanwege de onreinheden van de Israëlieten en vanwege hun overtredingen, overeenkomstig al hun zonden. Zo moet hij ook doen met de tent van ontmoeting, die bij hen staat, te midden van hun onreinheden. []
  6. Lev 16:17 Geen enkel mens mag in de tent van ontmoeting zijn, als hij er binnengaat om in het heiligdom verzoening te doen, totdat hij naar buiten komt. Zo moet hij verzoening doen voor zichzelf, voor zijn gezin en voor heel de gemeente van Israël. []
  7. Hebr 9: 14 hoeveel te meer zal dan niet het bloed van Christus, die dankzij de eeuwige Geest zichzelf heeft kunnen opdragen als offer zonder smet, ons geweten reinigen van daden die tot de dood leiden, en het heiligen voor de dienst aan de levende God? []
  8. Hebr 9:22 Volgens de wet wordt inderdaad vrijwel alles met bloed gereinigd, want als er geen bloed wordt uitgegoten, vindt er geen vergeving plaats. []
  9. 1 Joh 1: 7b en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. []
  10. Opb 5:9 En zij zongen een nieuw lied en zeiden: U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, vanuit elke stam en taal, (vanuit elk) volk (van Israël) en (heiden)natie. []
  11. Opb 21:22 Ik zag geen tempel in haar, want de Heere, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam.23 En de stad heeft de zon en de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlicht haar, en het Lam is haar lamp. 24 En de naties die zalig worden, zullen in haar licht wandelen, en de koningen van de aarde brengen hun heerlijkheid en eer erin. 25 En haar poorten zullen overdag nooit gesloten worden, want daar zal geen nacht zijn. []
  12. Opb 21:3 En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn. []
  13. Mijn tabernakel zal bij hen zijn, Ik zal een God voor hen zijn en zíj zullen een volk voor Mij zijn. []
  14. Ex 32:30 En het gebeurde de volgende dag dat Mozes tegen het volk zei: Ú hebt een grote zonde begaan, maar nu zal ik naar de HEERE opklimmen. Misschien zal ik verzoening kunnen bewerken voor uw zonde. 31 Toen keerde Mozes terug tot de HEERE en zei: Och, dit volk heeft een grote zonde begaan, want zij hebben voor zichzelf een gouden god gemaakt. 32 Nu dan, of U toch hun zonde wilde vergeven! Maar indien niet, schrap mij alstublieft uit Uw boek, dat U geschreven hebt. []
  15. Ex 33:7 En Mozes nam de tent en zette die voor zichzelf buiten het kamp op, een eind van het kamp vandaan; en hij noemde hem de tent van ontmoeting. Zo gebeurde het dat ieder die de HEERE zocht, naar de tent van ontmoeting moest gaan, die zich buiten het kamp bevond. []
  16. Hebr 4:8 Want als Jozua hen al in de rust gebracht had, zou God daarna niet gesproken hebben over een andere dag. 9 Er blijft dus nog een sabbatsrust over voor het volk van God, 10 want wie Zijn rust binnengegaan is, die heeft zelf ook van zijn werken gerust, zoals God van de Zijne. 11 Laten wij ons dan beijveren om die rust binnen te gaan, opdat niemand door het volgen van dit voorbeeld van ongehoorzaamheid ten val zal komen. []
  17. Jes 49: 9b Op de wegen zullen zij weiden, op alle kale hoogten zullen hun weidegronden zijn. 10 Zij zullen geen honger hebben of dorst lijden, hitte en zon zullen hen niet steken, want hun Ontfermer zal hen leiden, Hij zal hen zachtjes leiden naar waterbronnen. []
  18. Joh 10:14 Ik ben de goede Herder en Ik ken de Mijnen en word door de Mijnen gekend, 15 zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken; en Ik geef Mijn leven voor de schapen. 16 Ik heb nog andere schapen, die niet van deze schaapskooi zijn; ook die moet Ik binnenbrengen, en zij zullen Mijn stem horen en het zal worden één kudde en één Herder. []
  19. Joh 10:27 Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. 28 En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken. 29 Mijn Vader, Die hen aan Mij gegeven heeft, is meer dan allen, en niemand kan hen uit de hand van Mijn Vader rukken. []
  20. Jes 40:11 Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden: Hij zal de lammetjes in Zijn armen bijeenbrengen en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden. []
  21. tekst Messiah: He shall feed His flock like a shepherd, and He shall gather the lambs with His arm; and carry them in His bosom, and gently lead those that are with young. Come unto Him all ye that labour, come unto Him that are heavy laden, and He will give you rest. Take His yoke upon you, and learn of Him, for He is meek and lowly of heart, and ye shall find rest unto your souls.. []
  22. 28 Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven. 29 Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel; 30 want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht. []
  23. Joh 4:13 Jezus antwoordde en zei tegen haar: Ieder die van dit water drinkt, zal weer dorst krijgen, 14 maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven. []
  24. Joh 7:37 En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. 38 Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. []
  25. Ez 47:1 Daarna bracht Hij mij terug naar de ingang van het huis. En zie, er stroomde water uit, van onder de drempel van het huis naar het oosten, want de voorkant van het huis lag naar het oosten. Het water stroomde naar beneden van onder de rechterzijde van het huis, ten zuiden van het altaar.. []
  26. 19 Jezus antwoordde en zei tegen hen: Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem laten herrijzen. 20 De Joden zeiden dan: Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd, en Ú zult hem in drie dagen laten herrijzen? 21 Maar Hij sprak over de tempel van Zijn lichaam. []
  27. Ez 47:12 En langs de beek, langs de oever ervan, zullen aan deze kant en aan de andere kant allerlei vruchtbomen opkomen, waarvan het blad niet zal verwelken en waarvan de vrucht niet zal opraken. Elke maand zullen ze nieuwe vruchten voortbrengen, want het water ervoor stroomt uit het heiligdom. De vrucht ervan zal tot voedsel dienen en het blad ervan tot genezing. []
  28. Jes 25:8 Hij zal de dood voor altijd verslinden, de Heere HEERE zal de tranen van alle gezichten afwissen en de smaad van Zijn volk wegnemen van heel de aarde, want de HEERE heeft gesproken. []