Ga naar de inhoud

Openbaring hoofdstuk 6 vers 9-11

Openbaring in het kort, een overzicht
Introductie op Openbaring
Hoofdstukken Openbaring
hoofdpagina site

HSV 9 En toen het Lam het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden. 10 En zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen? 11 En aan ieder van hen werd een lang wit gewaad gegeven. En tegen hen werd gezegd dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het aantal van hun mede dienstknechten en hun broeders, die evenals zij gedood zouden worden, volledig zou zijn geworden.

NBG51 9 En toen Hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. 10 En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen? 11 En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mede dienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij.

NBV21 9 Toen het lam het vijfde zegel verbrak, zag ik aan de voet van het altaar de zielen van al degenen die geslacht waren omdat ze over God hadden gesproken en vanwege hun getuigenis. 10 Ze riepen luid: ‘O heilige en betrouwbare Heer, wanneer zult U de mensen die op aarde leven eindelijk straffen en ons bloed op hen wreken?’ 11 Ieder van hen kreeg witte kleren. Verder werd hun gezegd nog een korte tijd geduld te hebben, totdat het aantal dienaren compleet zou zijn: zij en hun broeders en zusters die net als zij gedood zouden worden.

Het vijfde zegel geopend, martelaren in de hemel laten zich horen

9 Καὶ ὅτε ἤνοιξεν τὴν πέμπτην σφραγῖδα, En toen het (Lam) heeft geopend het vijfde zegel
εἶδον ὑποκάτω τοῦ θυσιαστηρίου zag ik onder het altaar τὰς ψυχὰς τῶν ἐσφαγμένων de zielen van de geslachten
Sinds de misleider, de Satan, de mens bewoog naar hem te luisteren en niet naar God, heerst de dood op aarde. Het verbreken van de vorige vier zegels toonde de misleider, hij werd gevolgd door honger, oorlog, epidemiën, wilde dieren en de dood. De opening van dit vijfde zegel toont dat daarvan ook in de hemel de gevolgen te zien zijn. Op zich geen nieuws. Allen die op aarde woonden en God trouw bleven, werden niet op aarde verdragen. Wanneer zij als profeten in Gods Naam het volk waarschuwden voor afval van God en opriepen om zijn geboden te houden, liep dat vaak slecht met hen af. De Here Jezus noemt Abel en Zacharia, de eerst- en de laatstgenoemde, gedode geloofsgetuige in het OT 1, 2. De schrijver aan de Hebreeën vat samen hoe er velen omwille van hun trouw aan God zijn dood gemarteld 3. Van de profeet Jeremia zegt de traditie dat hij is gestenigd in Egypte, ook de profeet Zacharia, zoon van Jojada de priester, is gestenigd 4. Volgens de traditie is de profeet Jesaja door midden gezaagd op bevel van koning Manasse. De profeet Uria is door koning Jojakim met het zwaard gedood 5. In de tijd van Elia zijn veel profeten met het zwaard gedood 6. De Here Jezus zegt tegen zijn discipelen dat het hen niet anders zal vergaan als deze profeten. Daar mogen de gelovigen zich zelfs in verheugen 7. En ook hier maakt Openbaring geen onderscheid tussen Oude en Nieuwe Testament. Trouwens het Nieuwe Testament was er bij de verschijning van Openbaring nog niet. Er was alleen de ‘Jezus Bijbel’, dat wil zeggen de Wet, de Profeten en de Geschriften, de TeNaCh 8. Uit het NT kennen wij ook geloofsgetuigen die zijn gedood, zoals Johannes de Doper 9, Stefanus 10 en Jacobus de broer van Johannes 11. Volgens de traditie zijn Paulus en Petrus onder het bewind van Nero gedood en ook andere apostelen stierven als martelaar. En verder Antipas uit Pergamum genoemd in Openbaring 2:13. De lijst is aan te vullen tot op de dag van vandaag met miljoenen anderen.
Het is belangrijk om te constateren dat deze heiligen die gedood zijn niet in de Hades verkeren, maar in de hemel zijn opgenomen. Dit past bij de woorden van de Here Jezus in Lukas 23:43 Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn. Deze veroordeelde, die naast Jezus werd gekruisigd, was niet een ‘heilige’ martelaar. Hij zei zelf dat hij een verdiende dood stierf. Paulus getuigde ook dat hij na zijn dood direct met Jezus zou zijn 12. Ook de brieven aan de zeven gemeenten eindigen met direct uitzicht op de hemel. Het geldt voor alle gelovigen die volharden tot het einde. In de hemel zijn deze zielen echte personen. Zij zijn goed bij hun verstand, kunnen en mogen spreken en hebben herinnering. Het woord “zielen” geeft het door God geschapen deel van de mens aan dat niet door de dood wordt teniet gedaan. Het onderscheidt de mens van de dieren. Dat zielen ‘gezien’ kunnen worden komt voor in veel andere visioenen van Joodse of Griekse “zieners”. Dat is nooit een probleem geweest om er zo over te spreken.


Wat kan bedoeld zijn met het altaar in de hemel? Openbaring noemt acht keer een altaar. Het reukofferaltaar in Opb 8 (drie keer) en 9:13. Drie maal de plaats waar geofferd is (hier, in 11:1 en 16:7), verder als behorend bij de heilige plaats (11:1 en 14:18). In het algemeen bevat de hemel voorbeelden van zaken, dingen die later op aarde gestalte krijgen. Zo moest Mozes steeds precies maken wat hem op de berg Sinaï was getoond. De schrijver aan de Hebreeën zegt daarvan dat wat op aarde werd gebruikt een schaduw vormde van de hemelse dingen. Het origineel is dus eerst en bevindt zich in de hemel 13. Dat wil niet zeggen dat in de hemel een offeraltaar wordt gebruikt. Nu de zielen van geslachten getoond worden aan de voet van het altaar, wil dat zeggen dat hun bloed is gestort op aarde. En net als bij een volkomen zuiver offerdier, zonder enig gebrek, zijn deze zielen geslacht zonder schuld te hebben. Het gaat daarom niet om het altaar. Deze gelovigen zijn als rechtvaardigen gedood. Als een offerdier werd gedood moest het bloed van het dier aan de voet van het (stenen) altaar worden gesprenkeld, opdat het daar de aarde zou bedekken. Zo werd het leven, waarvoor bloed symbool staat, weer aan de aarde teruggegeven 14. Aanvankelijk moest het altaar ook van aarde zijn 15. Pas later mocht het van steen, maar wel zodanig dat het ‘primitief’ bleef 16. Het altaar zelf moest niet de aandacht opeisen. Normaal gesproken moest bloed van het offerdier het bloed bedekken, waarvoor God vergelding eiste. Maar het bloed van deze ten onrechte geslachtofferde rechtvaardigen, roept nog om vergelding.
Als rechtvaardigen ‘geslacht’ worden, dan is God daar dichtbij 17. Daarom zeggen Joodse verklaarders dat deze zielen zich bevinden aan de voet van de troon, heel dicht bij God en zijn Zoon. Zij zitten als het ware aan de voeten van Jezus, het Lam dat voor hen geslacht is op het aarden altaar van de heuvel Golgotha. Hij heeft voor hun schuld betaald met zijn bloed en hen tot rechtvaardigen gemaakt. Zij zitten aan de voet van de Gekruisigde, het Lam dat overwon! Het is de beste plaats in de hemel 18. En wie zou martelaren die plaats niet gunnen? Maar het blijft staan dat hun dood niet terecht was! God zal daar eens recht over spreken en vergelding over doen.
Voor wie geloven dat Christus met zijn dood betaalde voor hun zonden en misdaden is hun schuld al gewroken aan Christus. Voor hen die niet geloven zal die wraak nog komen.
διὰ τὸν λόγον τοῦ θεοῦ omwille van het woord van God καὶ διὰ τὴν μαρτυρίαν ἣν εἶχον. en omwille van het getuigenis dat zij hadden.
Johannes was verbannen naar Patmos, omwille van het woord van God en het getuigenis van Jezus Christus 19. Deze zielen hebben in hun leven op aarde getuigd van het Woord van God, dat Hij liet vastleggen in de Schriften. Zij hebben trouw doorgegeven wat God sprak tot de mensen. Hier staat niet bij dat zij ook van Jezus Christus hebben getuigd! Het gaat om getuigen van alle tijden. Daar mogen wij ook de aartsvaders Abraham, Izak en Jakob bij rekenen, die waren zeker ook al in de hemel, want God is niet God van doden maar van levenden 20. Van het woord getuige, marturia, is later het woord martelaar afgeleid.

10 καὶ ἔκραξαν φωνῇ μεγάλῃ λέγοντες· en zij riepen, met een stem luid, zeggende
Zulke luide stemmen van heiligen, zou de Here dat niet horen?
ἕως πότε, ὁ δεσπότης tot wanneer Heerser,
Hoelang nog…. in de HSV en NBG51 vertaling heeft een andere betekenis dan ’tot wanneer’, de NBV21 vertaalt hier beter. Het gaat niet om de tijdspanne, hoeveel tijd nog moet verlopen. Een wanneer vraag naar het einde wordt nooit beantwoord 21, 22, 23. Maar ‘wanneer’ vragen worden wel beantwoord door kenmerken te geven van de tijd van het ‘wanneer’. Zie bijv. Mat 24:3b 24. Dan noemt Jezus kenmerken van de tijd, het moment waarop God tot actie overgaat. Het is een uitvoerig antwoord tot en met Mat 24:14 25.
Het is hier niet zo dat deze zielen het wachten niet meer kunnen verdragen en nu daarover klagen. Zij vragen niet ‘waarom duurt het zo lang’? Hun vraag is te omschrijven als ’tot welk moment’? Zij willen weten wat de kenmerken zijn van het moment waarop de Here God op zijn tijd zijn rechtvaardige wraak tot uitvoer gaat brengen. Wat is daar voor nodig? Het is een informatieve vraag. Die is tot eer van God Die onrecht niet kan verdragen. Zij weten zeker dat God recht zal doen en dat Hij weet wat Hij doet. God is alwetend, almachtig en rechtvaardig. Zij spreken Hem aan met “Despoot”, dat betekent soeverein Heerser, en dat is zeker niet negatief bedoeld! God weet wat Hij doet, daar heeft Hij het recht toe, en dat is altijd goed. Zo spreken slaven hun Heer, hun Meester aan. Zo spreekt Simeon God aan, als hij de Here Jezus als kindje de tempel in ziet komen 26. Zo gebruiken ook Paulus en Petrus deze titel 27, 28. De zielen vertrouwen zich hier, net als in hun leven op aarde, helemaal aan God toe. Hij heeft alles over hen te zeggen. Hij zal zeker voor hen op komen. De titel Despoot komt in Openbaring alleen hier voor, in het NT dus vaker. In de Griekse vertaling van het OT, de Septuagint, wordt God 17 keer zo aangeduid. Bv. in Gen 15:2 29.
ὁ ἅγιος de heilige, καὶ ἀληθινός, en waarachtige
Een uitdrukking die aangeeft dat de Here de Éne God is. Hij, de heilige, is onderscheiden van alle niet-goden. Hij heeft alle macht en liegt nooit. Zij kennen zijn almacht en zijn trouw en daarnaar zal Hij handelen. Opb 3:7 verbindt deze twee eigenschappen ook met Christus. Ook Hij hoort deze roep en zal te zijner tijd in Naam van God mogen oordelen.
οὐ κρίνεις niet oordeelt U καὶ ἐκδικεῖς τὸ αἷμα ἡμῶν en verschaft U recht (voor) het bloed van ons
Het gaat om het recht van God, om bedekking van hun gestorte bloed. Dat hoort bij God, bij zijn Wezen. Maar wat is nog nodig voor Hem om dat metterdaad te gaan doen? Het gaat hen niet om wraak vanuit emotioneel oogpunt, die bijklank heeft het woord wraak voor ons wel gekregen. Maar het woord betekent ook schuld vereffenen. Deze zielen hebben als gelovigen op aarde nooit zichzelf gewroken, juist daarom waren zij volgelingen van de Here Jezus 30! Deze verloste zielen wanhopen niet! Hoe zouden zij kunnen. Zij hebben God op de troon gezien als een verterend vuur die wraak zal doen over al zijn vijanden (Openbaring 4:4-6a). Zij hebben gezien hoe Jezus als het Lam heeft overwonnen en op de troon mocht plaats nemen (Openbaring 5:8-10). Ook Hij was geslacht en daarom zongen de vierentwintig oudsten, vertegenwoordigers van alle gelovigen, Hem toe 31. Hun lied kreeg instemming van ontelbaar veel engelen en van heel de schepping 32. Maar deze zielen weten wel dat er nog wat beters te komen staat, ook al is het goed voor hen in de hemel. Uiteindelijk gaat het om leven op de nieuwe aarde in een nieuw verheerlijkt lichaam.
Wat Openbaring hier toont is een groot vooruitzicht dat gelovigen in verdrukking bemoedigt om vol te houden. Want op aarde kan wel de klacht nog bestaan, hoe lang nog? Daar is nog niet aanschouwd, wat deze zielen onder het altaar al wel hebben gezien en gehoord. In Lukas 18 zegt de Here Jezus dat men altijd moet bidden en niet de moed verliezen. Hij gebruikt dan het voorbeeld van een weduwe die bij voortduur een rechter lastig valt. Ten slotte doet die, min of meer gedwongen, toch recht 33. Ook in het OT, in heel veel psalmen, klinkt deze klacht (psalm 6, 7, 13, 35, 55 enz.), zo ook in de profeten en andere boeken. Toen Johannes, in de hemel, nog niet kon zien dat er een einde zou komen aan alle onrecht heeft hij vreselijk gehuild omdat eerst niemand waardig werd bevonden om de boekrol te openen 34. Zal God dan altijd toornen? Is er geen uitzicht op verlossing? Maar nu de zegels een voor een worden verbroken en de ellende wordt getoond die op aarde heerst nadert het moment dat recht wordt gedaan. Dat het rijk van God in volkomenheid wordt hersteld op (een nieuwe) aarde, dat Hij daarvoor alle eer krijgt die Hem toekomt. Dat een eind wordt gemaakt aan alle kwaad. Ja, dat Christus zelf zal oordelen over allen die Hem niet als Heerser hebben erkend, niet hebben lief gekregen om wat Hij voor hen heeft willen doen. Dat waar wordt wat Jesaja profeteerde 35.
ἐκ τῶν κατοικούντων ἐπὶ τῆς γῆς; van de wonenden op de aarde?
De term “wonenden op de aarde” komt negen keer voor in Openbaring. Deze wijst altijd op de vijanden van Christus en de gemeente. Het zijn de aards gerichte mensen, die hun heil op aarde zoeken. Zij staan de “hemelbewoners” naar het leven en gunnen hen geen plaats op deze aarde.

11 καὶ ἐδόθη αὐτοῖς ἑκάστῳ στολὴ λευκὴ en het werd gegeven aan hen, aan ieder, een gewaad wit
Deze zielen delen nog niet in de volmaaktheid van het opstandingslichaam zoals Jezus dat heeft ontvangen. Daarop vooruitlopend mogen zij een wit kleed ontvangen. Het kleed wordt een stolè genoemd. Dat is een lang overkleed dat door personen met aanzien werd gedragen, zoals koningen, priesters en anderen met bijzondere rang. Voor de martelaren is dit een teken van hun overwinning en reinheid in het oog van God. Hun reinheid bevestigt dat hen recht zal worden gedaan, zij dragen geen schuld. Later wordt hun kleed nog een keer getoond als een bruidskleed zoals Opb 19:8 beschrijft. Het lijkt erop dat alle geloofsgetuigen, die al eerder in de hemel waren, moesten wachten op de overwinning van het Lam om dit kleed te mogen ontvangen. Elke geloofsgetuige die daarna in de hemel komt zal dit kleed direct ontvangen bij binnenkomst.
καὶ ἐρρέθη αὐτοῖς en het werd gezegd tot hen ἵνα ἀναπαύσονται dat zij (uit)rusten
Zij delen al in de rust, in de echte sabbatsrust, in volkomen vrede. Die beleven zij in de nabijheid van de Here God en het Lam. Het is geen wachtkamer die onrust geeft.
ἔτι χρόνον μικρόν, nog een tijd kort
Zij horen niet hoe lang het duurt. Maar het zal niet te lang zijn, niet langer dan nodig, God maakt die tijd kort, zo kort mogelijk.
ἕως πληρωθῶσιν totdat zij zullen voltallig zijn (met)
Het gebruikte werkwoord wijst op compleet gemaakt worden, gevuld of vervuld worden. De tijdsvorm is een passieve aoristus 36, God zal dit doen, de tijd waarop doet er niet toe.
καὶ οἱ σύνδουλοι αὐτῶν de mededienstknechten van hen, καὶ οἱ ἀδελφοὶ αὐτῶν de broeders van hen
Gezien wat volgt zijn dit niet twee verschillende categorieën. Het gaat om een en dezelfde groep die nog gedood zal worden. Zij zijn samen 37 dienstknechten, slaven van Jezus Christus, allen broeders 38, allen tot geloof in Christus gebracht en tot nieuw leven gewekt door de Heilige Geest. En als zij moeten sterven omwille van het geloof, dan vullen zij het getal van de geloofsgetuigen aan totdat het voltallig is 39.
οἱ μέλλοντες ἀποκτέννεσθαι ὡς καὶ αὐτοί. de zullenden nog gedood worden zoals ook zij.
Ten slotte is dit het antwoord op hun vraag, “tot welk moment?” In de korte tijd die nog verstrijkt zullen andere gelovigen nog op dezelfde wijze als hen onrecht lijden. Er blijven zware tijden bestaan voor hen die Christus volgen. Het Evangelie zal verkondigd worden aan alle volken, Jezus heeft gezegd dat dit compleet moet zijn vervuld.
Maar hoe zit het dan met gelovigen die niet omwille van hun geloof gedood worden? Zij zullen bij hun sterven ook direct naar de hemel gaan 40, maar mogelijk wat verder van de troon zijn. Dat zullen zij niet erg vinden. Aan George Whitefield werd eens gevraagd of hij in de hemel John Wesley zou zien. Het waren predikanten die nogal verschillend over uitverkiezing dachten. Ook over hoe ver een gelovige kon vorderen in heilig leven, volgens Wesley lag volmaaktheid binnen bereik. Whitefield antwoordde: “ik denk niet dat ik John zal zien, …… want hij zal veel en veel dichter bij de troon zitten dan ik”.
De dag van de Here komt, het moment van recht doen, wanneer alle schapen van de goede Herder zijn binnen gebracht. Voor God duurt dat niet lang, het is een korte tijd, slechts een paar dagen 41.

Ga verder naar Opb 6:12-17
Ga terug naar Opb 6:3-8

  1. Luk 11:49 Daarom heeft de wijsheid van God gezegd: Ik zal profeten en apostelen naar hen toe zenden, en van hen zullen zij sommigen doden en anderen vervolgen, 50 opdat van dit geslacht afgeëist wordt het bloed van alle profeten dat van de grondlegging van de wereld af vergoten is, 51 van het bloed van Abel tot het bloed van Zacharia, die omgebracht is tussen het altaar en het huis van God. Ja, Ik zeg u, het zal afgeëist worden van dit geslacht. []
  2. Mat 23:37 Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! []
  3. Hebr 11:35b Maar anderen zijn gefolterd en namen de aangeboden verlossing niet aan, opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden. 36 En weer anderen hebben spot en geselslagen verdragen, ja zelfs boeien en gevangenis. 37 Zij zijn gestenigd, in stukken gezaagd, in verzoeking gebracht, met het zwaard ter dood gebracht. Zij hebben rondgelopen in schapenvachten en geitenvellen. Zij leden gebrek, werden verdrukt en mishandeld. 38 De wereld was hen niet waard. Zij dwaalden rond in afgelegen plaatsen en verbleven op bergen, in grotten en in holen in de aarde. 39 En deze allen hebben, hoewel zij door het geloof een goed getuigenis van God gekregen hebben, de vervulling van de belofte niet verkregen, 40 daar God met het oog op ons iets beters voorzien had, opdat zij zonder ons niet tot de volmaaktheid zouden komen []
  4. 2 Kron 24:20 Toen bekleedde de Geest van God Zacharia, de zoon van Jojada, de priester, die hoger dan het volk ging staan, en hij zei tegen hen: Zo zegt God: Waarom overtreedt u de geboden van de HEERE? Daarom zult u niet voorspoedig zijn. Omdat u de HEERE verlaten hebt, zal Hij u verlaten. 21 Zij spanden echter tegen hem samen, en stenigden hem op bevel van de koning met stenen in de voorhof van het huis van de HEERE. []
  5. Jer 26:20 Er was nog een man die in de Naam van de HEERE profeteerde: Uria, de zoon van Semaja, uit Kirjath-Jearim. Hij profeteerde tegen deze stad en tegen dit land overeenkomstig al de woorden van Jeremia. 21 Toen koning Jojakim met al zijn dappere helden en al de vorsten zijn woorden hoorden, wilde de koning hem ter dood brengen. Toen Uria dat hoorde, werd hij bevreesd. Hij vluchtte en kwam in Egypte, 22 maar koning Jojakim stuurde mannen naar Egypte: Elnathan, de zoon van Achbor, en andere mannen met hem, naar Egypte. 23 Die haalden Uria uit Egypte en brachten hem naar koning Jojakim. Toen sloeg hij hem met het zwaard en wierp zijn dode lichaam op de begraafplaats van het gewone volk. []
  6. 1Kon 19:9 Hij ging daar een grot in en overnachtte er. En zie, het woord van de HEERE kwam tot hem, en Hij zei tegen hem: Wat doet u hier, Elia?10 Hij zei: Ik heb mij zeer voor de HEERE, de God van de legermachten, ingezet. De Israëlieten hebben immers Uw verbond verlaten, Uw altaren omvergehaald en Uw profeten met het zwaard gedood. Ik alleen ben overgebleven, en zij staan mij naar het leven om het mij te benemen. []
  7. Mat 5:11 Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. 12 Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn. []
  8. Tora (‘Wet’), Nevie’iem (‘Profeten’) en Chetoeviem (‘Geschriften’). []
  9. Marc 6:27 Hij (Herodes) stuurde meteen iemand van zijn garde weg met het bevel hem het hoofd te brengen. De soldaat ging naar de gevangenis en onthoofdde Johannes. 28 Hij bracht het hoofd binnen op een schaal en gaf het aan het meisje, en zij gaf het aan haar moeder. 29 Toen zijn leerlingen hiervan hoorden, gingen ze zijn lijk halen en legden het in een graf. []
  10. Hand 7:51 Maar u bent halsstarrig, onbesneden van hart en van oren; steeds weer verzet u zich tegen de heilige Geest, zoals uw voorouders ook al deden. 52 Wie van de profeten hebben uw voorouders niet vervolgd? Degenen die de komst van de rechtvaardige aankondigden hebben ze gedood, en zelf hebt u nu de rechtvaardige verraden en vermoord, 63 u die de wet ontvangen hebt door tussenkomst van de engelen, maar er niet naar hebt geleefd.’ 54 Toen ze dit hoorden, werden ze razend op hem, ze knarsetandden van woede. 55 Maar vervuld van de heilige Geest sloeg Stefanus zijn blik op naar de hemel en zag de luister van God, en Jezus, die aan Gods rechterhand stond, 56 en hij zei: ‘Ik zie de hemel geopend en de Mensenzoon, die aan Gods rechterhand staat.’ 57 Maar ze schreeuwden en tierden, hielden hun handen voor hun oren en stormden met zijn allen op hem af. 58 Ze dreven hem de stad uit om hem te stenigen. De getuigen gaven hun mantel in bewaring bij een jongeman die Saulus heette. 59 Terwijl Stefanus gestenigd werd, riep hij uit: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest.’ 60 Hij viel op zijn knieën en riep luidkeels: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan!’ En na deze woorden stierf hij. []
  11. Hand 12:1 Omstreeks die tijd nam koning Herodes enkele leden van de gemeente gevangen en mishandelde hen. 2 Jakobus, de broer van Johannes, liet hij met het zwaard ter dood brengen. []
  12. Fil 1:23 Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; []
  13. Hebr. 8:5 Deze priesters doen dienst in een afbeelding en schaduw van de hemelse dingen, overeenkomstig een aanwijzing van God die Mozes ontving bij het voltooien van de tabernakel. Want zie erop toe, zegt Hij, dat u alles maakt overeenkomstig het voorbeeld dat u op de berg getoond is. []
  14. Gen 4:10 En Hij (God) zei: Wat hebt u gedaan! Er is een stem van het bloed van uw broer, dat van de aardbodem tot Mij roept. 11 Nu dan, u bent vervloekt, weg van de aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan om het bloed van uw broer uit uw hand op te nemen. []
  15. Exodus 20:24 U moet voor Mij een altaar van aarde maken en daarop uw brandoffers en uw dankoffers, uw kleinvee en uw runderen offeren. Op elke plaats waar Ik Mijn Naam zal laten gedenken, zal Ik naar u toe komen en u zegenen. []
  16. Ex 20:25 Maar als u voor Mij een stenen altaar maakt, mag u dit niet bouwen van gehouwen stenen, want als u ze met uw houweel bewerkt, ontheiligt u ze. []
  17. Mat 10:28 En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel. 29 Worden niet twee musjes voor een penninkje verkocht? En niet een van die zal op de aarde vallen buiten uw Vader om. 30 En ook de haren van uw hoofd zijn alle geteld. 31 Wees dus niet bevreesd, u gaat veel musjes te boven. 32 Ieder dan die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is. []
  18. Opb 7:14b En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam. 15 Daarom zijn zij vóór de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel. En Hij Die op de troon zit, zal Zijn tent over hen uitspreiden. 16 Zij zullen geen honger of dorst meer hebben, en geen zonnesteek of enige hitte zal hen treffen. 17 Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen. []
  19. Opb 1:9 Ik, Johannes, die ook uw broeder ben en deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en in de volharding van Jezus Christus, was op het eiland genaamd Patmos, omwille van het Woord van God en het getuigenis van Jezus Christus. []
  20. Marcus 12: 26 En wat betreft de doden, dat zij opgewekt zullen worden: hebt u niet gelezen in het boek van Mozes, hoe God in de doornstruik tot hem sprak: Ik ben de God van Abraham en de God van Izak en de God van Jakob? 27 Hij is niet een God van doden, maar een God van levenden. U dwaalt dus erg. []
  21. Mat 24:36 Maar die dag en dat uur is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, maar alleen aan Mijn Vader. []
  22. Hand 1:7 En Hij zei tegen hen: Het komt u niet toe de tijden of gelegenheden te weten die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft, []
  23. 1Thess 5:1 Maar wat de tijden en de gelegenheden betreft, broeders, is het voor u niet nodig dat men u schrijft. 2 Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht. []
  24. Zeg ons, wanneer zullen deze dingen gebeuren? En wat is het teken van Uw komst en van de voleinding van de wereld? []
  25. En dit Evangelie van het Koninkrijk zal in heel de wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken; en dan zal het einde komen. []
  26. Luk 2: 29 Nu laat Gij, Heere!(Despoot) Uw dienstknecht (doulon slaaf) gaan in vrede naar Uw woord; []
  27. 1Tim 6:1 Allen, die onder een slavenjuk zijn, moeten hun meesters (despoten) alle eer waardig achten, opdat de naam Gods en de leer geen smaad lijden []
  28. 1 Petr 2:18 Huisslaven, wees uw meesters met alle ontzag onderdanig, niet alleen hun die goed en welwillend zijn, maar ook die verkeerd handelen. []
  29. Toen zei Abram: Heere (Despoot) HEERE, wat zult U mij dan geven, aangezien ik kinderloos heenga en de bezitter van mijn huis deze Eliëzer uit Damascus zal zijn? []
  30. Rom 12: 19 Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heere. 20 Als dan uw vijand honger heeft, geef hem te eten, als hij dorst heeft, geef hem te drinken, want door dat te doen, zult u vurige kolen op zijn hoofd hopen. 21 Word niet overwonnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede. []
  31. Opb 5:9 U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie. []
  32. Opb 5:12 En zij zeiden met luide stem: Het Lam Dat geslacht is, is het waard om de kracht te ontvangen, en rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en dankzegging. 13 En elk schepsel dat in de hemel, op de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. []
  33. Luk 18: 6 En de Heere zei: Hoor, wat de onrechtvaardige rechter zegt. 7 Zal God dan geen recht doen aan Zijn uitverkorenen, die nacht en dag tot Hem roepen, hoewel Hij hen soms lang laat wachten? []
  34. Opb 5:4 En ik huilde erg, omdat er niemand werd gevonden die het waard was die boekrol te openen, te lezen of in te zien []
  35. Jes 11:1 Want er zal een Twijgje opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï, en een Loot uit zijn wortels zal vrucht voortbrengen. 2 Op Hem zal de Geest van de HEERE rusten:de Geest van wijsheid en inzicht, de Geest van raad en sterkte, de Geest van de kennis en de vreze des HEEREN. 3 Zijn ruiken zal zijn in de vreze des HEEREN.Hij zal niet oordelen naar wat Zijn ogen zien en Hij zal niet vonnissen naar wat Zijn oren horen. 4 Hij zal de armen recht doen in gerechtigheid en de zachtmoedigen van het land zal Hij met rechtvaardigheid vonnissen. Maar Hij zal de aarde slaan met de roede van Zijn mond en met de adem van Zijn lippen zal Hij de goddeloze doden. 5 Want gerechtigheid zal de gordel om Zijn heupen zijn, en de waarheid de gordel om Zijn middel. …… 9 Men zal nergens kwaad doen of verderf aanrichten op heel Mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van de kennis van de HEERE, zoals het water de bodem van de zee bedekt. []
  36. als edothē, zie Opb 6:2 []
  37. voorvoegsel σύν voor δουλοι geeft dat aan []
  38. ongeacht ras, sexe of leeftijd []
  39. Hebr 11:39 En deze allen hebben, hoewel zij door het geloof een goed getuigenis van God gekregen hebben, de vervulling van de belofte niet verkregen, 40 daar God met het oog op ons iets beters voorzien had, opdat zij zonder ons niet tot de volmaaktheid zouden komen []
  40. zie commentaar bij vers 9 []
  41. 2 Petr 3: 8-10 8 Maar laat vooral dit u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Heere is als duizend jaar en duizend jaar als één dag. De Heere vertraagt de belofte niet (zoals sommigen dat als traagheid beschouwen), maar Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen. 10 Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in de nacht. Dan zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen brandend vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen verbranden. []