Openbaring in het kort, een overzicht
Introductie op Openbaring
Hoofdstukken Openbaring
hoofdpagina site
HSV 9 En telkens wanneer de dieren heerlijkheid, eer en dank brachten aan Hem Die op de troon zat en Die leeft in alle eeuwigheid, 10 wierpen de vierentwintig ouderlingen zich neer voor Hem Die op de troon zat, aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen neer vóór de troon en zeiden: 11 U bent het waard, Heere, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen.
NBG51 9 En wanneer de dieren heerlijkheid, eer en dankzegging zullen brengen aan Hem, die op de troon gezeten is en tot in alle eeuwigheden leeft, 10 zullen de vierentwintig oudsten zich nederwerpen voor Hem, die op de troon gezeten is en Hem aanbidden, die tot in alle eeuwigheden leeft, en zij zullen hun kronen voor de troon werpen, zeggende: 11 Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen.
NBV21 9 Telkens als deze wezens lof, eer en dank brengen aan degene die op de troon zit en die tot in eeuwigheid leeft, 10 werpen de vierentwintig oudsten zich neer voor Hem die op de troon zit, en aanbidden Hem die leeft tot in eeuwigheid, en leggen hun kransen voor zijn troon met de woorden: 11 ‘U komt alle lof, eer en macht toe, Heer, onze God, want U hebt alles geschapen: uw wil is de oorsprong van alles wat er is.’
Alle eer aan God
9 Καὶ ὅταν δώσουσιν τὰ ζῷα En telkens als zij zullen geven, de levende wezens, δόξαν heerlijkheid καὶ τιμὴν en eer καὶ εὐχαριστίαν en dank
Dit vers staat in de toekomende tijd. De HSV heeft vanwege een minder handschrift ‘brachten’, de NBG51 is het meest accuraat met ‘zullen brengen’. Johannes doelt op iets dat regelmatig plaats vindt en wat hij daarbij hoort. Het gaat niet over het zonder rust (vers 8) gesproken herhaalde ‘heilig, heilig, heilig’. Dit zou ook vreemd zijn, want het zou betekenen dat de oudsten dag en nacht voortdurend zichzelf en hun kronen zouden neerwerpen zoals hierna staat. De levende wezens zullen dus ook de lofzang gaande houden. In Openbaring wordt die ook beschreven uit de mond van anderen 1, 2, 3.
Voor de tempeldienst had David ingesteld dat dagelijks, bij het morgen- en het avondoffer, tot eer van God gezongen moest worden 4. Omdat in de hemel het ritme van de 24 uur ontbreekt, zullen deze wezens steeds bij bijzondere gebeurtenissen hun lofzang laten horen, of daarmee instemmen. Zie Openbaring 5 5. De inhoud van de lofprijzing, die de levende wezens brengen, heerlijkheid en eer en dank, als drieslag, komt zevenmaal voor in Openbaring. De heerlijkheid van God duidt op wat al zichtbaar is in heel het troongezicht. Eer en dank passen daar bij voor alles wat God heeft gedaan en nog zal doen. Deze regelmatige lofprijzing aan God laat zien dat deze machtige levende wezens daarvan niets voor zichzelf opeisen.
τῷ καθημένῳ ἐπὶ τῷ θρόνῳ aan de Verblijvende op de troon
Alleen God, die zijn aanwezigheid op de troon vertoont, komt deze lofzang toe. Uit eerbied wordt de Naam van God niet genoemd.
τῷ ζῶντι εἰς τοὺς αἰῶνας τῶν αἰώνων, aan de Levende tot in de eeuwen van de eeuwen,
De Naam van God wordt omschreven. Deze lofprijzing zal nooit verstommen, ongeacht of deze op aarde klinkt. Deze wezens staan er al vanaf het begin van de schepping garant voor.
10 πεσοῦνται οἱ εἴκοσι τέσσαρες πρεσβύτεροι ἐνώπιον τοῦ καθημένου ἐπὶ τοῦ θρόνου vallen de twintig en vier oudsten voor het aangezicht van de Verblijvende op de troon
De lofzegging laat de oudsten niet onberoerd. Als voorgangers van de gemeente weten zij dat zij niets van zichzelf meebrengen om in Gods aanwezigheid te mogen verkeren. Dat is alleen aan God zelf te danken, Hij heeft hen zelf als in een krans rondom zijn troon geplaatst. Toch voelen zij zich zo klein tegenover deze Machtige Heilige God dat zij Hem het hoogste eerbetoon brengen dat maar mogelijk is. Daarom laten zij zich neervallen voor de troon. Maar niet uit angst of vrees. Met deze spontane uiting tonen zij totaal onderworpen te zijn aan de Here God en brengen Hem de dank voor hun bestaan en vertegenwoordigen daarin de gemeente.
καὶ προσκυνήσουσιν τῷ ζῶντι εἰς τοὺς αἰῶνας τῶν αἰώνων en zij aanbidden de Levende tot in de eeuwen van de eeuwen
Hun wijze van aanbidden is de zogenaamde prosternatie. Het betekent hun totale onderwerping door languit op de grond te liggen aan de voeten van Wie boven hen staat. De blindgeborene die werd genezen bracht hetzelfde eerbetoon aan de Here Jezus toen Hij vernam wie hem had genezen 6. Dat de Here Jezus dit toelaat en niet corrigeert wijst erop dat Hij weet als God te zijn. Voor een mens dit doen is niet toelaatbaar, ook niet voor een engel zoals wij in Openbaring nog zullen ontdekken 7, 8.
καὶ βαλοῦσιν τοὺς στεφάνους αὐτῶν en zij werpen de kronen van hen ἐνώπιον τοῦ θρόνου voor het aangezicht van de troon,
Bij hun onderwerping past deze uiting. Zij werpen zelfs, zonder aarzeling, hun kronen af. Zij achten zichzelf onwaardig om de kroon van overwinnaars te dragen. Want zij weten dat zij hun overwinning, volharding, in alle opzichten te danken hebben aan de Here God zelf.
λέγοντες zeggende
11 ἄξιος εἶ, ὁ κύριος Waard U bent, de Heer καὶ ὁ θεὸς ἡμῶν en de God van ons,
De Naam van de Here God wordt weer niet genoemd, wel zijn titel als de Heer(ser), de Kurios, en de God van hen. In de Septuagint vertaling van het OT wordt voor de Naam van God, JHWH, steeds de naam Kurios ingevuld om de Naam zelf niet onnodig te hoeven gebruiken. Kurios is ook de titel van de keizers. Maar God is hoger dan de keizer of welke wereldheerser dan ook. Zoals bij de inleiding besproken werd is Openbaring vrijwel zeker verschenen in de tijd dat Domitianus keizer was. Hij was de eerste keizer die, volgens Suetonius zijn biograaf, aangesproken wilde worden als ‘Dominus et Deus’ dat is ‘Heer en God’. De Romeinse Senaat heeft na de dood van Domitianus een vloek over hem uitgesproken en getracht zijn nagedachtenis geheel uit te wissen. Wat een tegenstelling tot de Levende tot in de eeuwen van de eeuwen.
λαβεῖν τὴν δόξαν te ontvangen de heerlijkheid καὶ τὴν τιμὴν en de eer καὶ τὴν δύναμιν, en de kracht
Aan de lofzegging wordt nu het begrip kracht toegevoegd. Het wil niet zeggen dat God nog kracht moet ontvangen. Het geeft aan dat de Here alle vrijheid en recht bezit om zijn kracht te gaan gebruiken om met zijn oordelen in te gaan grijpen in zijn schepping.
ὅτι σὺ ἔκτισας τὰ πάντα omdat U, Uzelf hebt geschapen het alles
Er valt nadruk op het herhaalde U. Niemand anders was betrokken bij het scheppingsgebeuren. God is eigenaar van al het geschapene, niets uitgezonderd. Hij is bevoegd en in staat om op te treden tegen iedereen die zijn schepping vernietigt. Tegen ieder die Hem niet de heerlijkheid, eer en dankzegging brengt die Hem daarvoor toekomt.
καὶ διὰ τὸ θέλημά σου ἦσαν en door de wil van U zij zijn
Voor alle duidelijkheid, God had geen raadsman nodig om Hem te bewegen tot scheppen. Het was zijn eigen wil dat de schepping er kwam, Hij had daar zijn eigen bedoeling mee.
καὶ ἐκτίσθησαν. en zijn zij geschapen. Daar wordt nog aan toegevoegd dat God niet alleen de schepping wilde maar dat Hij dit ook zelf heeft gedaan. Hij is de enige Auteur en de Uitvoerder.
Ga verder naar Opb 5:1-5
Ga terug naar Opb 4:6b-8
- Opb 5:12 En zij (de engelen) zeiden met luide stem: Het Lam Dat geslacht is, is het waard om de kracht te ontvangen, en rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en dankzegging. [↩]
- Opb5:13 En elk schepsel dat in de hemel, op de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. [↩]
- Opb 7:12 en (de engelen) zeiden: Amen. De lofprijzing, de heerlijkheid, de wijsheid, de dankzegging, de eer, de kracht en de sterkte is aan onze God tot in alle eeuwigheid. Amen. [↩]
- 1 Kron 16:40 om de HEERE voortdurend, in de morgen en in de avond, brandoffers te brengen op het brandofferaltaar; en dat overeenkomstig alles wat geschreven staat in de wet van de HEERE, die Hij Israël geboden had. 41 En met hen waren Heman en Jeduthun, en de overigen die gekozen waren, die met name aangewezen waren om de HEERE te loven; want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. [↩]
- Opb 5: 13 En elk schepsel dat in de hemel, op de aarde, onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: Aan Hem Die op de troon zit, en aan het Lam zij de dankzegging, de eer, de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. 14 En de vier dieren zeiden: Amen. En de vierentwintig ouderlingen wierpen zich neer en aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid. [↩]
- NBG51 Joh 9:35 Jezus hoorde, dat zij hem uitgeworpen hadden, en Hij zeide, toen Hij hem aantrof: Gelooft gij in de Zoon des mensen? 36 Hij antwoordde en zeide: En wie is Hij, Here, dat ik in Hem moge geloven? 37 Jezus zeide tot hem: Gij hebt Hem niet slechts gezien, maar die met u spreekt, die is het. 38 Hij zeide: Ik geloof, Here, en hij wierp zich voor Hem neder. [↩]
- NBG51 Opb 19:10 En ik wierp mij neder voor zijn voeten om hem te aanbidden, maar hij zeide tot mij: Doe dit niet! Ik ben een mededienstknecht van u en uw broederen, die het getuigenis van Jezus hebben; aanbid God! [↩]
- NBG51 Opb 22:8 En ik, Johannes, ben het die deze dingen hoorde en zag. En toen ik ze gehoord en gezien had, wierp ik mij neder voor de voeten van de engel, die ze mij toonde, om te aanbidden. 9 Maar hij zeide tot mij: Doe dat niet! Ik ben een mededienstknecht van u en van uw broederen, de profeten, en van hen, die de woorden van dit boek bewaren; aanbid God! [↩]