Ga naar de inhoud

Openbaring hoofdstuk 4 vers 4-6a

Openbaring in het kort, een overzicht
Introductie op Openbaring
Hoofdstukken Openbaring
hoofdpagina site

HSV 4 En rondom de troon stonden vierentwintig tronen. En op de tronen zag ik de vierentwintig ouderlingen zitten, bekleed met witte kleren, en met gouden kronen op hun hoofd. 5 En uit de troon kwamen bliksemstralen, donderslagen en stemmen. En er stonden zeven vurige fakkels te branden vóór de troon. Dit zijn de zeven Geesten van God. 6 En vóór de troon was een glazen zee, als kristal.

NBG51 4 En rondom de troon waren vierentwintig tronen, en op die tronen waren vierentwintig oudsten gezeten, in witte klederen gekleed en met gouden kronen op hun hoofden. 5 En van de troon gingen bliksemstralen, stemmen en donderslagen uit; en zeven vurige fakkels brandden voor de troon; dit zijn de zeven Geesten Gods. 6 En voor de troon was als een glazen zee, kristal gelijk.

NBV21 4 Om de troon heen stonden vierentwintig andere tronen, waarop vierentwintig oudsten zaten. Ze droegen witte kleren en hadden een gouden krans op hun hoofd. 5 Van de troon gingen bliksemschichten uit en donderslagen en groot geraas. Voor de troon brandden zeven vurige fakkels; dat zijn de zeven geesten van God. 6 Ook lag er voor de troon iets als een zee van glas, van kristal. Midden voor de troon en eromheen waren vier wezens, die van voren en van achteren een en al oog waren.

Rondom de troon

4 Καὶ κυκλόθεν τοῦ θρόνου En rondom de troon,
Rondom de troon betekent in een cirkel, zoals ook de boog (4:3) heel de troon omcirkelt. Allen, die op die tronen zitten, hebben hetzelfde zicht op de centrale troon van God. Die troon moet dus ook cirkelvormig worden gezien. Gods regeermacht is universeel, alles omvattend, niet in richting beperkt.
θρόνους εἴκοσι τέσσαρες, tronen, twintig en vier καὶ ἐπὶ τοὺς θρόνους εἴκοσι τέσσαρας πρεσβυτέρους καθημένους en op de tronen ik zag twintig en vier oudsten, zittende,
Het is op voorhand niet duidelijk wie met die 24 oudsten bedoeld kunnen zijn.
In de brief aan Laodicea (!), de gemeente die het diepst in verval is, zegt de Here Jezus dat wie overwint met Hem gezeten zal zijn in zijn troon 1. Maar dat is nog toekomst als Johannes dit ziet. Dat geldt ook voor wat wij lezen in de Evangeliën, bijvoorbeeld in Mat 19:28 2. In Mat 19 bedoelt Jezus met de wedergeboorte de komst van het koninkrijk van God op de nieuwe aarde. En zover is het nog niet.
Er staan in elk geval vierentwintig tronen en daarop vierentwintig oudsten die de troon omgeven. Het is belangrijk om te beseffen dat wat in de hemel wordt getoond gewoonlijk voorafgaat aan wat op aarde zal komen en daar te zien zal zijn. De hemel volgt niet de aarde maar het gaat andersom. De “logica”, de “orde” van de hemel ligt vast en is niet afhankelijk van de tijd. Als Mozes de tabernakel moet maken en wat daarbij hoort wordt door God benadrukt dat hij het moet maken zoals het hem op de berg getoond is (Ex 25-27) 3. Als God de mens schept dan is het Voorbeeld daarvoor al aanwezig in de hemel 4. De oudsten kunnen daarom worden gezien als representanten van het volk van God van alle tijden. En dat past bij de uitleg die Victorinus van Pettau (Slovenië) al gaf rond het jaar 260.

Maar waarom vierentwintig? Getallen in Openbaring hebben gewoonlijk een symbolische betekenis. Vierentwintig is de verdubbeling van twaalf. Twaalf verwijst allereerst naar de twaalf stammen van Israël, het volk van God in het OT. Later koos de Here Jezus uit al zijn discipelen twaalf apostelen die de boodschap van het in zijn bloed vernieuwde verbond heel de wereld in moesten brengen. Vierentwintig wijst op het complete volk van God, Israël, waar de gelovigen uit de niet-Joden, de ‘heidenen’ aan zijn toegevoegd. Dit volgt ook uit Openbaring 21 als bij het nieuwe Jeruzalem, symbool voor de complete gemeente van God, twaalf stammen van Israël (Opb 21:12) en twaalf apostelen (Opb 21:14) worden genoemd. De grootte van de stad in lengte en breedte (Opb 21:16) is twaalf duizend stadiën. De stadsmuur is honderdvierenveertig el hoog, dus twaalf maal twaalf. Allen die worden verzegeld (Opb 7) en behouden worden, zijn er honderdvierenveertigduizend. Bij Opb 7 wordt uitgelegd dat deze honderdvierenveertigduizend overeenkomen met de grote schare die niemand tellen kan. Misschien dat het kiezen van vierentwintig afdelingen van Levieten (1 Kronieken 25) om God met muziek eer te bewijzen in de tempeldienst ook is afgeleid van het voorbeeld in de hemel.

Wie zijn die oudsten?

De oudsten zijn dus niet de overwinnaars waar tot zeven keer toe in de brieven over werd gesproken. Dat wordt duidelijk uit Opb 6 als in vers 9-11 de martelaren, de echte geloofsgetuigen, worden getoond die zich aan de voet van het altaar bevinden 5. Er hoeft dus niet gezocht te worden naar twaalf stamvaders uit Israël of twaalf apostelen als oudsten. Dit is ook lastig want wat betreft de stammen van Israël zal blijken dat bij de opsomming daarvan in Openbaring 7, de stam van Dan ontbreekt. Daarover meer in dat hoofdstuk. En concreet 12 apostelen aanwijzen is ook niet eenvoudig, want hoe zit het dan met Paulus, Barnabas en Timotheüs die ook bij de apostelen worden gerekend, Van deze vierentwintig blijven de namen en hun identiteit verborgen. Het zijn ook niet de 12 geloofsgetuigen zoals genoemd in de brief aan de Hebreeën: Abel, Henoch, Noach, Abraham, Sara, Isaak, Jakob, Jozef, beide ouders van Mozes Amram en Jochebed, Mozes en Rachab. Maar daarna vervolgt de schrijver: Hebr. 12:32 En wat moet ik nog verder aanvoeren? Immers, de tijd zou mij ontbreken, als ik ging verhalen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuel en de profeten,. Hij beperkt zich dus niet tot die twaalf. De oudsten worden getoond als overwinnaars nog voordat dit volk geheel verzameld zal zijn. Het gaat om alle tijden. Dat is een bemoediging voor de gelovigen om te willen overwinnen en om met zekerheid te weten dat daar ook eens hun plaats zal zijn. Want de oudsten dragen al kronen als symbool voor hen die overwinnen.
Verder is oudsten een betere vertaling dan ouderlingen. Oudsten staan vanouds bekend als vertegenwoordigers van het volk. In de Bijbel (NBG51) bijvoorbeeld staan 181 verzen die in deze zin over de oudsten van het volk spreken. Het zijn geen engelen, die worden nooit oudsten genoemd en engelen zijn leeftijdsloos. Engelen kunnen ook symbolisch de gemeente niet vertegenwoordigen omdat zij geen schuld kunnen overnemen. Als bijvoorbeeld heel het volk heeft gezondigd, dan moeten de oudsten van Israël die schuld op zich nemen en hun handen op de kop van een te slachten zondoffer leggen 6.
περιβεβλημένους ἐν ἱματίοις λευκοῖς bekleed in klederen witte
Bekleed is beter dan “gekleed” want hun kleed is letterlijk vertaald om hen heen geworpen. Als representanten van het volk van God van alle tijden belijden zij dat de gelovigen zijn gekocht met het bloed van het Lam 7. Daarom zijn zij smetteloos en mogen zij deze witte klederen dragen. In deze zin komt ‘bekleed’ ongeveer veertien keer voor in Openbaring. Het meer neutrale ‘gekleed zijn’, wordt slechts 3 maal gebruikt 8.
καὶ ἐπὶ τὰς κεφαλὰς αὐτῶν στεφάνους χρυσοῦς. en zij hadden op de hoofden van hen kronen, gouden. Het gaat om gouden kronen, het zijn overwinningskransen van goud. Als het gaat om een vergankelijke groene krans, van laurierbladeren voor overwinnaars, dan wordt gewoonlijk met erekrans vertaald 9. De oudsten staan symbool voor ‘de triomferende kerk’, de gemeente die al vanaf het begin van de schepping in de hemel is vertegenwoordigd.

Bliksemen.. stemmen en donderslagen

5 Καὶ ἐκ τοῦ θρόνου ἐκπορεύονται ἀστραπαὶ en vanuit de troon bliksemstralen (lichtflitsen) καὶ φωναὶ en stemmen/geluiden καὶ βρονταί, en donderslagen,
Anders dan in de HSV worden in de meeste handschriften eerst geluiden (of stemmen) genoemd, daarna donderslagen. De geluiden kunnen klanken zijn als van de bazuin, of geraas als van een waterval, maar mogelijk ook de stemmen van de vier levende wezens (zie gedeelte hierna Opb 4:6b) die de troon omringen. Een leeuw met zijn onheilspellende lage bas, een stier die loeit, een arend die schreeuwt en een stem als van een mens. De donderslagen doen denken aan de ontmoeting van de HERE God met Israël bij de Sinaï 10.
καὶ ἑπτὰ λαμπάδες πυρὸς en zeven fakkels van vuur
Dit zijn heel andere fakkels dan de zeven kandelaars waarmee de gemeenten werden gesymboliseerd in hoofdstuk 1. De zeven kandelaars wezen terug naar de menora, de zevenarmige kandelaar in de tempel. En die verwees naar de presentie van God, in de Geest, in de tempel. Dit beeld toont gelijkenis met wat Daniël zag in een visioen van de troon van God 11. Dit vuur duidt op een grondige zuivering, het verbrandt alle kwaad opdat onvergankelijk edelmetaal overblijft.
καιόμεναι ἐνώπιον τοῦ θρόνου, (autou) brandende voor het aangezicht van de troon (van Hem)
ἅ εἰσιν τὰ ἑπτὰ πνεύματα τοῦ θεοῦ, die, zij zijn, de zeven geesten van God
Deze zeven geesten zijn uitvoerig besproken bij hoofdstuk 1:4, met daarbij de opmerking dat het niet vreemd is om engelen met vlammen of vurige fakkels te symboliseren.
Het gaat hier waarschijnlijk om zeven aartsengelen, weer een compleet geheel zoals zeven aangeeft. Onder hun leiding kan alles worden waargenomen, onderzocht en vastgelegd wat op aarde gezegd en gedaan wordt. Zij ontvangen ook de macht om oordelen over de aarde te brengen. Waarschijnlijk zijn het ook deze zeven aartsengelen die de zeven laatste plagen over de aarde zullen brengen zoals beschreven in Opb 15. Bij de bespreking van Opb 5:6 12 zal hier weer verder op in worden gegaan. Het is inmiddels wel duidelijk dat Johannes een troonzaal ziet van waaruit alles wordt geregeerd en recht kan worden uitgeoefend. De verschijnselen die de Sinaï omringden herinneren aan het geven van de Wet van God. Die zal bij de rechtspraak gehanteerd worden.

Een glazen zee

6 Καὶ ἐν μέσῳ τοῦἐνώπιον τοῦ θρόνου ὡς θάλασσα ὑαλίνη ὁμοία κρυστάλλῳ. en voor het aangezicht van de troon een zee, glazen, gelijkend op kristal.  
De oorspronkelijke betekenis van het woord voor kristal is ijs. Het werkwoord dat hiermee in verband staat is bevriezen. Zuiver (berg)kristal kreeg dezelfde naam omdat dit in haar uiterlijk het meest op helder bevroren ijs lijkt. De boodschap is dat in de hemel geen zee meer is. De Almachtige God troont op een gestilde zee, daar is geen sprake meer van chaos, van wanorde, van woeste opstand. Een zo grote vlakke vloer van glimmend kostbaar kristal zal een buitengewone indruk hebben gemaakt. Ook in Exodus wordt dit beeld geschetst van de hemelvloer 13.
Bij wat Johannes hier in de hemel ziet ontbreken satan en zijn engelen. Pas later in Openbaring (hoofdstuk 12) wordt verklaard hoe hij met zijn engelen uit de hemel wordt gegooid. Ook dit is een voorbeeld dat laat zien dat Openbaring niet chronologisch moet worden gelezen. De opeenvolgende hoofdstukken geven lang niet altijd een volgorde in tijd aan van gebeurtenissen.

Ga verder naar Opb 4:6b-8
Ga terug naar Opb 4:1-3

  1. Opb 3:21 Wie overwint,zal Ik geven met Mij te zitten op (beter: in) Mijn troon, zoals ook Ik overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op (beter: in) Zijn troon gezet heb. []
  2. Jezus zei tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te richten 29 En een ieder, die huizen of broeders of zusters of vader of moeder of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven. 30 Maar vele eersten zullen de laatsten zijn, en vele laatsten de eersten. []
  3. Ex25:8 En zij moeten voor Mij een heiligdom maken, zodat Ik in hun midden kan wonen. 9Volgens alles wat Ik u zal tonen, een ontwerp van de tabernakel en een ontwerp van al zijn voorwerpen, zó moet u het maken. []
  4. Gen 1:26 En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; []
  5. 9 En toen het Lam het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden. 10 En zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen? 11 En aan ieder van hen werd een lang wit gewaad gegeven. En tegen hen werd gezegd dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het aantal van hun mededienstknechten en hun broeders, die evenals zij gedood zouden worden, volledig zou zijn geworden. []
  6. Lev 4:15 Vervolgens moeten de oudsten van de gemeenschap hun handen op de kop van de jonge stier leggen, voor het aangezicht van de HEERE. Daarna moet men de jonge stier slachten voor het aangezicht van de HEERE. []
  7. Opb 5:9 En zij zongen een nieuw lied en zeiden: U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons (beter handschrift: hen!) voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie. []
  8. Opb 1:13 en te midden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon, gekleed met een tot de voeten reikend gewaad en aan de borsten omgord met een gouden gordel; Opb 15:6 en de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit de tempel, gekleed met rein en blinkend linnen en de borst omgord met een gouden gordel. Opb 19:14 En de heerscharen, die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, gekleed in wit en smetteloos fijn linnen. []
  9. 1Co 9:25 En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. []
  10. Ex. 19: 14 Toen daalde Mozes de berg af naar het volk; hij heiligde het volk en zij wiesen hun klederen. 15 En hij zei tot het volk: Weest over drie dagen gereed, nadert niet tot een vrouw. 16 En het geschiedde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er donderslagen en bliksemstralen en een zware wolk op de berg waren en zeer sterk bazuingeschal, zodat al het volk dat in de legerplaats was, beefde. 17 Toen leidde Mozes het volk uit de legerplaats God tegemoet en zij stelden zich op onder aan de berg. 18 En de berg Sinaï stond geheel in rook, omdat de HERE daarop nederdaalde in vuur; de rook daarvan steeg op als de rook van een oven, en de gehele berg beefde zeer. 19 Het geluid van de bazuin werd gaandeweg zeer sterk. Mozes sprak, en God antwoordde hem in de donder. []
  11. Dan 7:10 Zijn troon bestond uit vuurvlammen en de wielen ervan waren laaiend vuur. 10 Een rivier van vuur stroomde en ging voor Zijn aangezicht uit. []
  12. En ik zag in het midden van de troon en van de vier dieren en te midden der oudsten een lam staan, als geslacht, met zeven horens en zeven ogen; dit zijn de zeven geesten Gods, uitgezonden over de gehele aarde. []
  13. Ex 24: 9 En Mozes klom op met Aaron, Nadab en Abihu en zeventig van de oudsten van Israël. 10 En zij zagen de God van Israël en het was alsof onder zijn voeten een plaveisel lag van lazuur, als de hemel zelf in klaarheid. []