Ga naar de inhoud

Openbaring hoofdstuk 4 vers 1-3

Openbaring in het kort, een overzicht
Introductie op Openbaring
Hoofdstukken Openbaring
hoofdpagina site

HSV 1 Hierna zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel. En de eerste stem die ik als van een bazuin met mij had horen spreken, zei: Kom hier, omhoog, en Ik zal u laten zien wat hierna moet geschieden. 2 En meteen raakte ik in geestvervoering. En zie, er stond een troon in de hemel, en op de troon zat Iemand. 3 En Hij Die daar zat, zag eruit als de stenen jaspis en sardius. En er was een regenboog rondom de troon, die eruit zag als een smaragd.

NBG51 1 Na deze dingen zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op en ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet. 2 Terstond kwam ik in vervoering des geestes en zie, er stond een troon in de hemel en iemand was op die troon gezeten.En die erop gezeten was, was van aanzien de diamant en sardius gelijk; en een regenboog was rondom de troon, van aanzien de smaragd gelijk.

NBV21 1 Hierna had ik een visioen. Er stond een deur open in de hemel. De stem die me eerder had toegesproken met het geluid van een bazuin, zei nu: ‘Kom hierboven, dan laat Ik je zien wat er hierna gebeuren moet.’ 2 Op hetzelfde moment raakte ik in vervoering. Er stond een troon in de hemel en daarop zat iemand. 3 Degene die daar zat had een uiterlijk als van jaspis en sarder, en rond de troon was een regenboog die eruitzag als smaragd.

De troon van God

1 Μετὰ ταῦτα εἶδον, Na deze (dingen) zag ik, καὶ ἰδοὺ θύρα ἠνεῳγμένη ἐν τῷ οὐρανῷ, en zie, een deur was geopend in de hemel
Het visioen uit hoofdstuk 1 wordt hier vervolgd. Johannes zag Christus in hemelse heerlijkheid en viel (Opb 1:17) als dood voor Hem neer. Maar Christus stelde hem gerust met een hand op zijn schouder en een bemoedigend woord. Daarna kreeg Johannes de opdracht zeven brieven te schrijven aan zeven gemeenten. Die zijn klaar en Johannes krijgt nu een nieuw visioen te zien. Hij kijkt naar de hemel en is zeer verrast: “en zie…”
In de Bijbel wordt onderscheid gemaakt tussen drie hemelen. Zeven hemelen komen daarin niet voor, wel in de Koran. De eerste hemel is de lucht, de dampkring, de tweede is het uitspansel met de hemellichamen, het universum, en de derde hemel gaat daar bovenuit. Deze ligt buiten de fysieke schepping en is de plaats waar God troont. Johannes ziet dus een opening in het uitspansel. Hij zal geen idee hebben wat dat betekent. Komt er een engel naar de aarde? Een leger van engelen? Het is een opening die verwachting schept, maar wellicht ook spanning. Het zal toch niet zo zijn dat hij nu daarheen moet, naar God? Na het schrijven van de brieven aan de gemeenten zal het niet betekenen dat Jezus nu al terug komt. De meeste gemeenten zijn er immers nog lang niet klaar voor.
Paulus weet wat het is om een moment in de hemel te mogen zijn, hij schrijft in 2 Cor 12 over een mens die in de derde hemel opgetrokken is geweest, algemeen wordt aangenomen dat hij het over zichzelf heeft 1.
καὶ ἡ φωνὴ ἡ πρώτη ἣν ἤκουσα ὡς σάλπιγγος λαλούσης μετ’ ἐμοῦ λέγων· en de stem, de eerste die ik had gehoord, als van een bazuin met mij sprekende, zei:
Van wie is deze stem, dit geluid? In hoofdstuk 1:10, 11 geeft de eerste stem een geluid als van een bazuin. Het is een hemelbode, een engel, niet Jezus. Vanwege het vervolg van dit visioen is dat ook hier het geval. Jezus wordt straks in een heel andere gedaante in de hemel getoond (hoofdstuk 5), nl. als het Lam dat geslacht was en weer opstond.
ἀνάβα ὧδε, καὶ δείξω σοι ἃ δεῖ γενέσθαι μετὰ ταῦτα Ga omhoog, hierheen, en Ik zal laten zien u, wat moet gebeuren/ geworden aansluitend op deze (dingen).
Johannes zal niet hebben verwacht dat voor hem een opening is gemaakt in het firmament om naar binnen te gaan. Daar zal hij straks te zien krijgen wat moet gaan gebeuren. Het moet, het kan niet anders gaan. Het is hetzelfde moeten waar de Here Jezus vaak over spreekt in de Evangeliën 2, 3.

2 Εὐθέως ἐγενόμην ἐν πνεύματι, (en) Op hetzelfde moment raakte ik in geest
‘In geest’, het is dezelfde uitdrukking als in hoofdstuk 1:10. Het is een geestestoestand waarin hij bijzondere dingen kan zien en ervaren. Hij trad min of meer buiten zijn lichaam. Er staat niet in de geest, daarom geen verband leggen met de Heilige Geest.
καὶ ἰδοὺ θρόνος ἔκειτο ἐν τῷ οὐρανῷ, en zie, een troon stond in de hemel
En wat ziet hij dan als eerste in de hemel waar God woont? Niet God…. Want God is niet te zien als deel van wat Hij zelf schiep. Hij ziet een troon. De Bijbel spreekt vaak over een troon, het is de plaats van waaruit wordt geregeerd. En hoe groter, hoe indrukwekkender de troon, des te machtiger is de heerser. Lees bijvoorbeeld over de troon die koning Salomo liet maken 4. De bedoeling van zo een imponerende troon was om maximaal ontzag in te boezemen voor wie op de troon zat. En dicht tot zo een troon naderen, dat kon je maar beter niet doen, dat blijkt wel uit die 12 leeuwen die je moest passeren om bij Salomo te komen. Maar Johannes beschrijft niets van de troon zelf, dat is niet zo belangrijk. Wel wat hij “op de troon” waarneemt.
καὶ ἐπὶ τὸν θρόνον καθήμενος, en op de troon (een)Zittende’.
Op deze troon in de hemel toont Iemand zijn presentie. Het werkwoord voor zitten kan in beeldende taal ook aanduiden verblijven, bevinden. In Lukas 21:35 staat bijvoorbeeld “Want hij zal komen over allen die gezeten zijn op het hele aardoppervlak.” Als de laatste dag aanbreekt (“hij zal komen”) gaat het er niet om dat die mensen zitten. Het gaat om allen die zich bevinden op de aarde. Dat God op deze troon zou zitten is mensvormig spreken. God laat wel verschijnselen zien en horen die uitgaat van de troon om zijn aanwezigheid kenbaar te maken. Johannes kan niet vertellen hoe God ‘eruit’ ziet, ook vermijdt Johannes om de Naam van God te gebruiken. Er moet dus niet gedacht worden dat God hier zelf te zien zou zijn. Salomo heeft het al kernachtig gezegd bij de opening van de door hem gebouwde tempel 5. Salomo geeft aan dat God zelfs niet bevat kan worden in de allerhoogste hemel, de hemel der hemelen. Dus ook in deze hemel waar Johannes nu mag kijken zal hij God niet kunnen zien. Voor hen die weten wat het begrip dimensie inhoudt, zal het duidelijk zijn dat God zich in een dimensie bevindt die hoger is dan onze dimensies van ruimte en tijd. De belijdenis zegt dat God alomtegenwoordig is dat wil zeggen onafhankelijk van tijd en plaats is Hij aanwezig 6. God heeft dat ook heel duidelijk gemaakt toen Hij Mozes zei dat zijn Naam JHWH luidt 7, Dat geeft aan IK BEN. Daar is alles mee gezegd. Daar hoeft niet bij, die Ik zijn zal zoals sommige vertalingen toevoegen. IK BEN geldt voor elke plaats en elke tijd, ook voor plaatsen die buiten ruimte en tijd liggen. Overigens suggereren enkele andere teksten 8, 9 aan dat God toch gezien kan worden, daarover meer bij Openbaring 22.

3 καὶ ὁ καθήμενος ὅμοιος ὁράσει En de ‘Zittende’, Hij was gelijkende, voor het aanzien,
Johannes gebruikt aanduidingen als “gelijkende” en “voor het aanzien” om iets aan te geven over wat daar te zien is. Johannes kan niet de Persoon zelf aanduiden. Het zijn impressies van wat van de troon uitgaat, verschijnselen die gezien kunnen worden in de schepping. Toen Mozes God vroeg om een zichtbaar bewijs dat Hij, na een eerste weigering, zelf toch weer mee zou willen gaan met het volk, kreeg hij te horen dat hij God niet zou kunnen zien 10. Ex 33:23 kan beter vertaald worden als, “dan zult u achter Mij zien”. Want God wilde voor hem wel een spoor nalaten in de schepping om het door Mozes gevraagde ‘bewijs’ te leveren. Want ook van achteren zul je God niet kunnen zien, zoals boven is aangegeven.
λίθῳ ἰάσπιδι καὶ σαρδίῳ, een steen als jaspis en als sardius
Edelstenen symboliseren de onvergankelijkheid van God, ook vastheid, betrouwbaarheid, schoonheid, onveranderlijkheid. Belangrijk is het licht dat zij uitstralen, want licht hoort bij God. “De Here doe Zijn aangezicht over u lichten” (Num 6:25); “Hij hult Zich in het licht als in een mantel” (Ps. 104:2a) enz. En ook hier geldt “gelijkende, voor het aanzien”. In de oudheid werd de naam van een edelsteen afgeleid van het uiterlijk en niet van haar samenstelling. De kleur van de eerste steen, de Jaspis, zoals bekend in het Midden Oosten is dieprood. De vertaling met diamant waar de NBG voor kiest wordt door weinig vertalingen gevolgd. Alleen in Australië al zijn er enige diamanten met deze kleur gevonden, die zullen in Asia niet bekend zijn geweest. De jaspis wordt in Opb 21:11 ook genoemd bij de beschrijving van het nieuwe Jeruzalem 11. Haar uitstraling wordt daar vergeleken met de heerlijkheid van God. Er is inderdaad een zeldzame variant van jaspis die zeer helder is. De tweede steen, een sardius, is helder oranjerood en ook doorzichtig.
Beide stenen combineren dus de kleuren donkerrood met oranjerood. De associatie met vuur ligt daarom voor de hand, zoals vaak in de Bijbel het geval is als God zich openbaart 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18. Later geeft ook Paulus aan dat geen mens God heeft gezien en dat Hij een ontoegankelijk licht bewoont in 1 Tim 6:15 19.

Een lichtkrans

καὶ ἶρις κυκλόθεν τοῦ θρόνου en een lichtkrans rondom de troon, ὅμοιος ὁράσει σμαραγδίνῳ. gelijkende, voor het aanzien, als smaragd.
Ofschoon velen hier ‘iris’ vertalen met regenboog ligt de gewone betekenis van dit woord “lichtkrans” meer voor de hand. Deze krans omgeeft heel de troon in de vorm van een cirkel. Een cirkel is een bijzondere geometrische figuur. Geen begin noch einde. Zoals God van eeuwigheid tot eeuwigheid dezelfde is. Johannes beschrijft duidelijk de kleur van de boog en duidt die aan als smaragd. En dat is groen. Groen staat symbool voor leven. Overwinnaars ontvingen een krans van groene laurierbladeren, omdat laurierbladeren zeer lang hun groene kleur vasthielden. Deze groene krans van licht rondom de troon verwelkt niet.
Wat van de troon uitgaat is zeer ontzagwekkend, zeker gecombineerd met het volgende vers dat over bliksemen en donderslagen spreekt. Alles herinnert aan de ontmoeting van God met Mozes op de Sinaï. Hoe God daar afstand creëerde tussen Hem en het volk zoals beschreven in Exodus 19 20.

impressie van de lichtverschijnselen die uitgaan van de troon

Dat de meeste vertalers voor regenboog kiezen heeft als achtergrond het visioen in Ezechiël 1 21. Maar, ofschoon in Openbaring de meeste visioenen grote gelijkenis met die uit het OT vertonen, zijn deze geen kopieën. Hier de regenboog introduceren past bij het benadrukken van Gods trouw aan Zijn schepping. Maar dit moet niet de vader van de vertaling worden. Dat deze schepping weliswaar niet nog eens zal ondergaan in water sluit niet uit dat deze nog door het vuur zal gaan zoals Petrus getuigt in zijn tweede brief 22. Zo kan de regenboog kracht ontnemen aan het visioen. In het kader van Openbaring is het duidelijk dat de heerlijkheid van God minstens zo ontzagwekkend zal zijn dan die van de verheerlijkte Christus zoals die getoond werd in Opb 1. Dit visioen straalt uit wat staat in Ex. 19: “Wie zal kunnen naderen tot deze God”? Want de associatie van God met een vernietigend vuur wijst naar het niet kunnen bestaan van enige zonde, onreinheid, smet, leugen, afgoderij, voor zijn aangezicht. Alles wat zijn schepping heeft vernietigd en nog vernietigt zal God met vuur radicaal verwijderen. Dit biedt ook troost voor de gemeenten in de verdrukking. Aan alle kwaad komt een einde. En wie gelooft in wat Jezus de Messias op aarde heeft gedaan mag weten dat Hij de toorn van God tegen al dat kwaad al op zich heeft genomen. Hij heeft alle toorn gedragen tot in de hel toen Hij aan het kruis verlaten was door God. Daar is Hij aan dat vuur bezweken, maar als een door God gerechtvaardigde opgestaan op de derde dag. Toen is daar nieuw leven geopenbaard! Wie in geloof één met Hem is geworden, mag delen in dat nieuwe leven.

Zo kan de smaragdgroene lichtkrans ook wijzen op de komst van dat nieuwe leven op de nieuwe aarde. In Opb 21 beschrijft Johannes dat hij een nieuwe hemel en een nieuwe aarde ziet nadat de oude zijn voorbijgegaan. Die nieuwe hemel en aarde komen als al het oude door het vuur is gegaan. Groen, de vegetatie, was het eerste leven op aarde, het werd geschapen op de derde dag 23. Groen ligt aan de basis van het hogere leven zoals wij dat kennen. Zonder groen geen zuurstof. De laatste woorden van David profeteren dat de Messias eens jong groen op zal laten komen uit de aarde 24. Ook de grazige weiden waar Psalm 23 over spreekt, duiden, gezien het grondwoord, op fris groen gras 25. Dat wij spreken over paradijselijk groen laat zien hoe deze kleur ook in onze taal het verlangen vertolkt naar wat God ooit heeft geschapen. Hij zal dat op de nieuwe aarde opnieuw doen floreren.
Wie dit verlangen naar het verloren groen niet zoekt in het herstel van de relatie met God, komt verkeerd uit. Het is niet te vinden zonder de reinigende kracht van het vuur. Het kan wel gezocht worden in alles wat deze wereld nog biedt buiten God om, maar dit zal niet tot het echte leven leiden. Altijd groene bomen hadden voor heidenen steeds een magische aantrekkingskracht. Die werden als dragers van eeuwig leven gezien en vereerd. Maar dit onteerde de Schepper daarvan. Meestal worden deze bomen in de vertalingen bladerrijk genoemd, maar het grondwoord hiervoor betekent ook weer sappig, fris groen. Ook Israël bleef niet vrij om aan die afgoderij onder de bladerrijke groene bomen mee te willen doen. Er zijn meer dan genoeg teksten die hierover spreken. Het valt op dat een van de evangelisten, Marcus, oog had voor het groene gras als Jezus meer dan vijfduizend mensen op wonderlijke wijze met brood en vis verzadigt. Een onmiskenbaar teken van het komende Koninkrijk 26.

Ga verder naar Opb 4: 4-6a
Ga terug naar Opb 3:14-22

  1. 2 Ik ken een mens in Christus, veertien jaar is het geleden – of het in het lichaam gebeurde, weet ik niet; of buiten het lichaam, weet ik niet; God weet het – dat zo iemand tot in de derde hemel werd opgenomen. 3 En ik weet van deze mens – of het in het lichaam of buiten het lichaam gebeurde, weet ik niet; God weet het – dat hij werd opgenomen in het paradijs en onuitsprekelijke woorden heeft gehoord, die het een mens niet is geoorloofd uit te spreken. []
  2. Mt 16:21 Van toen aan begon Jezus Christus zijn discipelen te tonen, dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden van de zijde der oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en ten derden dage opgewekt worden. []
  3. Mt 24:6 Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. []
  4. 2 Kron 9: 17 Nog maakte de koning een groten elpenbenen troon, en hij overtoog denzelven met louter goud. 18 En de troon had zes trappen en een voetbank van goud, aan den troon vast zijnde, en leuningen aan beide zijden, tot de zitplaats toe; en twee leeuwen stonden bij de leuningen. 19 En twaalf leeuwen stonden daar aan beide zijden, op de zes trappen; desgelijks is in geen koninkrijk gemaakt geweest. []
  5. 1 Kon 8:27 Maar zou God werkelijk op de aarde wonen? Zie, de hemel, ja, de allerhoogste hemel, kan U niet bevatten, hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd heb! []
  6. Psalm 33:13 De HEERE schouwt uit de hemelen ziet alle mensenkinderen. 14 Vanuit Zijn verheven woonplaats aanschouwt Hij alle bewoners van de aarde. 15 Hij vormt hun aller hart; Hij let op al hun daden. []
  7. NBG51 Ex 3:4 Toen zei God tot Mozes: Ik ben, die Ik ben. En Hij zei: Aldus zult gij tot de Israëlieten zeggen: Ik ben heeft mij tot u gezonden. []
  8. Mat 5: 8 Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien. []
  9. Opb 22:3 En geen enkele vervloeking zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daar zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen, 4 en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn. []
  10. Ex. 33:20 Hij zei verder: U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven. 21 Ook zei de HEERE: Zie, hier is een plaats bij Mij, waar u op de rots moet gaan staan. 22 En het zal gebeuren, als Mijn heerlijkheid voorbij trekt, dat Ik u in een kloof van de rots neer zal zetten en u met Mijn hand zal bedekken totdat Ik voorbijgegaan ben. 23 En zodra Ik Mijn hand wegneem, zult u Mij van achteren zien, maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden. []
  11. Zij had de heerlijkheid van God, en haar uitstraling was als een zeer kostbare edelsteen, als een kristalheldere steen jaspis []
  12. Ex 24: 9 En Mozes klom op met Aaron, Nadab en Abihu en zeventig van de oudsten van Israël. 10 En zij zagen de God van Israël en het was alsof onder zijn voeten een plaveisel lag van lazuur, als de hemel zelf in klaarheid. 12 De HERE zeide tot Mozes: Klim op tot Mij, de berg op, en blijf daar, dan zal Ik u de stenen tafelen geven, de wet en het gebod, die Ik opgeschreven heb, om hen te onderwijzen. 13 Toen stond Mozes op met zijn dienaar Jozua, en Mozes besteeg de berg Gods. 14 Maar tot de oudsten zeide hij: Wacht hier op ons, totdat wij bij u terugkeren; Aäron en Chur zijn immers bij u, wie zaken heeft, moet zich tot hen wenden.15 Daarop besteeg Mozes de berg, en de wolk bedekte de berg. 16 De heerlijkheid des HEREN rustte op de berg Sinaï, en de wolk bedekte hem zes dagen lang; op de zevende dag riep Hij tot Mozes midden uit de wolk. 17 De verschijning van de heerlijkheid des HEREN was als verterend vuur op de top van de berg ten aanschouwen van de Israëlieten. []
  13. De 4:24 Want de HERE, uw God, is een verterend vuur, een na-ijverig God. []
  14. Ps 50:3 Onze God komt en zal niet zwijgen, vuur verteert voor zijn aangezicht, rondom Hem stormt het geweldig. []
  15. Jes 66:15 Want zie, de HERE zal komen als vuur en zijn wagens zullen zijn als een storm, om zijn toorn te openbaren in gloed en zijn dreiging in vuurvlammen. []
  16. Ez 8:1 In het zesde jaar, in de zesde maand, op de vijfde der maand, toen ik in mijn huis zat en de oudsten van Juda voor mij zaten, viel daar de hand van de Here HERE op mij. 2 En ik zag en zie, daar was een gedaante, als van vuur; vanaf wat op zijn lendenen leek naar beneden was vuur; en vanaf zijn lendenen naar boven had het de aanblik van een lichtgloed, schitterend als metaal. []
  17. Da 7:9 Terwijl ik bleef toekijken, werden tronen opgesteld, en een Oude van dagen zette Zich neder; zijn kleed was wit als sneeuw en zijn hoofdhaar blank als wol; zijn troon bestond uit vuurvlammen, de raderen daarvan uit laaiend vuur; []
  18. Heb 12:29 want onze God is een verterend vuur. []
  19. De zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen en Heere der heren, zal die op Zijn tijd laten zien, 16 Hij Die als enige onsterfelijkheid bezit en een ontoegankelijk licht bewoont; Hem heeft geen mens gezien en niemand kan Hem ook zien. Hem zij eer en eeuwige kracht. []
  20. Ex 19: 16 En het gebeurde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er op de berg donderslagen, bliksemflitsen en een zware wolk waren, en zeer sterk bazuingeschal, zodat al het volk dat in het kamp was, beefde. 17 Mozes leidde het volk uit het kamp, God tegemoet. Zij stonden onder aan de berg. 18 De berg Sinaï was geheel in rook gehuld, omdat de HEERE er in vuur neerdaalde. De rook ervan steeg omhoog als de rook van een oven, en heel de berg beefde hevig. 19 Het bazuingeschal werd gaandeweg zeer sterk. Mozes sprak en God antwoordde hem met een stem. 20 Toen daalde de HEERE neer op de berg Sinaï, op de top van de berg. De HEERE riep Mozes naar de top van de berg en Mozes klom naar boven. 21 De HEERE zei tegen Mozes: Ga naar beneden, waarschuw het volk! Anders zullen zij doordringen tot de HEERE om Hem te zien en zullen velen van hen vallen.22Ook de priesters, die tot de HEERE naderen, moeten zich heiligen; anders zal de toorn van de HEERE over hen losbarsten. 23 Toen zei Mozes tegen de HEERE: Het volk kan de berg Sinaï niet beklimmen, want U hebt ons Zelf gewaarschuwd door te zeggen: Grens de berg af en heilig hem. []
  21. Ez 1:26 En boven het gewelf dat boven hun hoofden was, was iets met het uiterlijk van een saffiersteen, iets wat leek op een troon. En daarboven, op wat op een troon leek, was iets wat leek op een mens. 27 Toen zag ik iets als de schittering van edelmetaal, rondom vanbinnen als het uiterlijk van vuur. Vanaf datgene wat eruitzag als Zijn heupen naar boven, en vanaf datgene wat eruitzag als Zijn heupen naar beneden, zag ik iets als het uiterlijk van vuur met een lichtglans eromheen. 28 Zoals het uiterlijk van de regenboog, die in de wolken verschijnt op de dag van de regen, zo was het uiterlijk van de lichtglans rondom. Het was de verschijning van de gedaante van de heerlijkheid van de HEERE. Toen ik dat zag, wierp ik mij met mijn gezicht ter aarde, en ik hoorde de stem van Iemand Die sprak. []
  22. 2 Petr3:10 Maar de dag van de Heere zal komen als een dief in de nacht. Dan zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen brandend vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen verbranden. []
  23. Gen 1:11 En God zei: Laat de aarde groen doen opkomen, zaaddragend gewas, vruchtbomen, die naar hun soort vrucht dragen, waarin hun zaad is op de aarde! En het was zo. 12 En de aarde bracht groen voort, zaaddragend gewas naar zijn soort en bomen die vrucht dragen waarin hun zaad is, naar hun soort. En God zag dat het goed was. 13 Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de derde dag. []
  24. 2 Sam 23:2 De Geest van de HEERE heeft door mij gesproken,en Zijn woord is op mijn tong. 3 De God van Israël heeft gezegd,de Rots van Israël heeft tot mij gesproken: Er komt een Heerser over de mensen, een Rechtvaardige, een Heerser in de vreze Gods. 4 Hij is als het licht van de morgen,wanneer de zon opgaat, een morgen zonder wolken; als de glans na de regen, die groen laat opkomen uit de aarde. []
  25. Ps 23:2 De HEERE is mijn Herder, mij ontbreekt niets. 2 Hij doet mij neerliggen in grazige weiden, []
  26. Marc 6:38 En Hij zei tegen hen: Hoeveel broden hebt u? Ga eens kijken. En toen zij het te weten gekomen waren, zeiden zij: Vijf, en twee vissen. 39 En Hij droeg hun op om allen in groepen te laten gaan zitten in het groene gras. 40 En zij gingen zitten in groepen van honderd en van vijftig. En toen Hij de vijf broden en de twee vissen genomen had, keek Hij op naar de hemel, zegende en brak de broden en gaf ze aan Zijn discipelen, opdat zij die aan hen zouden voorzetten, en de twee vissen verdeelde Hij onder allen.42 En zij aten allen en werden verzadigd. []