Ga naar de inhoud

Openbaring hoofdstuk 3 vers 7-13

Openbaring in het kort, een overzicht
Introductie op Openbaring
Hoofdstukken Openbaring
hoofdpagina site

HSV 7 En schrijf aan de engel van de gemeente in Filadelfia: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Die de sleutel van David heeft, Die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent: 8 Ik ken uw werken. Zie, Ik heb voor uw ogen een geopende deur gegeven en niemand kan die sluiten, want u hebt weinig kracht en toch hebt u Mijn Woord in acht genomen en Mijn Naam niet verloochend. 9 Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge van de satan, van hen die zeggen dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar liegen. Zie, Ik zal maken dat zij komen en aan uw voeten aanbidden en erkennen dat Ik u liefheb. 10 Omdat u het woord van Mijn volharding hebt bewaard, zal Ik ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, die over heel de wereld komen zal, om hen die op de aarde wonen te verzoeken. 11 Zie, Ik kom spoedig. Houd vast wat u hebt, opdat niemand uw kroon zal wegnemen. 12 Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God maken, en hij zal daaruit niet meer weggaan. En Ik zal de Naam van Mijn God op hem schrijven en de naam van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat neerdaalt uit de hemel, bij Mijn God vandaan, en Mijn nieuwe Naam. 13 Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.

NBG51 7 En schrijf aan de engel der gemeente te Filadelfia: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, die de sleutel Davids heeft, die opent en niemand zal sluiten, en Hij sluit en niemand opent. 8 Ik weet uw werken: zie, Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven, die niemand kan sluiten; want gij hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet verloochend. 9 Zie, Ik geef sommigen uit de synagoge des satans, van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat zij zullen komen en zich nederwerpen voor uw voeten, en erkennen, dat Ik u heb liefgehad. 10 Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen. 11 Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme. 12 Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de naam mijns Gods en de naam van de stad mijns Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van mijn God, en mijn nieuwe naam. 13 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.

NBV21 7 Schrijf aan de engel van de gemeente in Filadelfia: “Dit zegt Hij die heilig en betrouwbaar is, die de sleutel van David heeft – wanneer Hij opendoet, kan niemand sluiten, wanneer Hij sluit, kan niemand openen: 8 Ik weet wat u doet. Ik heb ervoor gezorgd dat de deur voor u openstaat, zonder dat iemand hem kan sluiten. Want ook al hebt u weinig invloed, u bent trouw gebleven aan wat Ik heb gezegd en hebt mijn naam niet verloochend. 9 Ik zal mensen laten komen die bij Satan horen, leugenaars die zich Joden noemen en het niet zijn; zij zullen zich aan uw voeten neerwerpen en erkennen dat Ik u liefheb. 10 Omdat u trouw bent gebleven aan mijn gebod om stand te houden, zal Ik u ook trouw zijn wanneer binnenkort overal op aarde de tijd van de beproeving aanbreekt, als de mensen die er leven op de proef worden gesteld. 11 Ik kom spoedig. Houd vast aan wat u hebt, dan zal niemand u de lauwerkrans kunnen afnemen.12 Wie overwint maak Ik tot een zuil in de tempel van mijn God. Daar zal hij voor altijd blijven staan. Ik zal op hem de naam schrijven van mijn God en van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat bij mijn God vandaan uit de hemel zal neerdalen, en ook mijn eigen nieuwe naam. 13 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.”

Een gemeente die leeft

7 Καὶ τῷ ἀγγέλῳ τῆς ἐν Φιλαδελφείᾳ ἐκκλησίας γράψον en aan de engel van de in Filadelfia (gelegen) gemeente schrijf:
De stad Filadelfia was een paar eeuwen voor Christus gesticht. Waarschijnlijk door de koning van Pergamum. Hij gaf haar de naam Filadelfia tot eer van zijn broer die hem zou opvolgen. Oorspronkelijk geeft a-delfia aan: “vanuit de delphos”, dat is: vanuit de moederschoot. In het NT betekent a-delfos broe(de)r. Filadelfia geeft daarom aan: liefde voor de broe(de)r. En vanuit de ‘ene moederschoot’ gedacht gaat het om liefde voor broeders en zusters. Deze naam was voor deze gemeente zeker van toepassing. Zij bewezen liefde aan elkaar.
In het jaar 17 is Filadelfia getroffen door een zware aardbeving, die lang haar sporen heeft nagelaten. De historicus Strabo schreef dat ook na dat jaar de aardbevingen terugkwamen. Daarom konden de muren van de stad gedurende een lange periode niet herbouwd worden. Je moest dan ook wel dwaas zijn om in zo een open stad te willen leven. Toen de aardbevingen minder werden heeft keizer Tiberius hulp gegeven om een deel van de stad te herbouwen. De stad kreeg van hem een nieuwe naam, Neo-Caesarea, nieuwe stad van de Keizer. Maar na het jaar 70 kwam de naam Filadelfia weer terug onder keizer Vespasianus. Dit wijst op een latere datering van Openbaring dan het jaar 70, het jaar van de verwoesting van Jeruzalem en dus ook na de tijd van keizer Nero. Veel bewoners van Filadelfia waren landarbeiders. Vooral druiventelers, want de stad werd omgeven door vruchtbare grond en de kwaliteit van haar wijnen was beroemd.

ruïnes van een later gebouwde kerk te Philadelphia die genoemd is naar de apostel Johannes

Τάδε λέγει ὁ ἅγιος, deze dingen zegt de Heilige ὁ ἀληθινός de Waarachtige
De Heilige, dat werd ook van de keizer gezegd. In het OT is er maar één Heilige: God de HERE. Omdat hier de Here Jezus spreekt laat dat weer zien dat Hij in Openbaring steeds aan God gelijk wordt gezien. In de Evangeliën staat bij uitzondering dat Jezus de Heilige wordt genoemd 1 maar dan is het een onreine geest die spreekt. Die weet meer dan het gewone volk. Later zal Petrus het een keer zeggen onder leiding van de Heilige Geest 2. In Openbaring 6:10 3 wordt ook over de Heilige gesproken, de waarachtige Heerser, maar dan wordt God bedoeld. Deze woorden als begroeting zijn direct al een grote bemoediging voor de gelovigen in Filadelfia. Zij worden bestreden door Joden die hen voorhouden dat alleen God, de HERE de enige God is en Jezus een gewoon mens. Het is lastertaal als Jezus zich gelijk aan God noemt. Maar de verheerlijkte Christus laat er gelijk geen misverstand over bestaan Wie Hij werkelijk is.
ὁ ἔχων τὴν κλεῖν Δαυίδ, de hebbende de sleutel van David
ὁ ἀνοίγων de openende καὶ οὐδεὶς κλείσει en niemand die sluit
καὶ κλείων en de sluitende καὶ οὐδεὶς ἀνοίγει· en niemand die opent.
De Here Jezus, in de hemel, heeft de sleutels tot het dodenrijk en tot de dood zoals bleek bij zijn verschijning in hoofdstuk 1. Hier betekent het dat Hij ook de deur naar de hemel opent, naar het eeuwig durende koninkrijk van God. Joden in Filadelfia hebben gelovigen in Jezus de Messias op grond van hun uitleg van de Schrift de toegang tot de synagoge en de hemel ontzegd. Waarschijnlijk hebben zij de gelovigen de synagoge ‘uitgeworpen’. Daar komen ze niet meer in, die deur zit dicht. Wat hier wordt gezegd herinnert aan een profetie uit Jesaja over Sebna de hofmeester die door God wordt weggeworpen 4. Sebna, schatbewaarder, dacht te hoog van zichzelf, hij zag zich als was hij een koningszoon. Daarom had hij voor zichzelf een koningsgraf uit laten hakken in de tombes waar de koningen begraven lagen 5. Maar in plaats van Sebna stelt God Eljakim aan om zijn eigendom te bewaren 6. De Joden in Filadelfia stelden zich ook op als schatbewaarders van het huis van God. Zij, de Judaïsten, beschouwden zich als de echte erfgenamen daarvan en meenden koninklijke macht te dragen. Maar God ontneemt hen die functie.
Eljakim betekent: God richt op, of God doet opstaan. Een zeer toepasselijke naam. Eljakim ontvangt uit Gods hand de koninklijke macht, nl. de sleutel van David. Dat wil zeggen, de absolute regeermacht van de koning uit die tijd. Maar nu heeft de Here Jezus, de Opgestane, deze sleutel voor altijd in handen. Hij bekleedt het koningschap van David dat eeuwig bestaat. Hij zet voor de gelovigen in Filippi de deur naar het Koninkrijk van God wijd open. En niemand, die die deur nog dicht krijgt. Overigens heeft de Here Jezus deze sleutelmacht ook gegeven aan gemeenten als die in het geloof staan zoals Petrus dat belijdt 7.

Laat je niet ontmoedigen

8 οἶδά σου τὰ ἔργα, Ik ken van u de werken,
Er staat niet bij wat die werken zijn. Het geeft aan dat de Here Jezus zicht heeft op heel hun doen en laten en daar alles van weet.
ἰδοὺ δέδωκα ἐνώπιόν σου Zie, Ik heb gegeven voor het aangezicht van u θύραν ἠνεῳγμένην, een deur openstaande
ἣν οὐδεὶς δύναται κλεῖσαι αὐτήν, en niemand die macht heeft te sluiten haar
Elders in het NT wordt ook gesproken over een geopende deur als een goede gelegenheid voor verkondiging van het Evangelie. Paulus schrijft erover in 1 Kor 16: 5 8. Verder ook in 2 Kor 2:12 9 en in Col 4:2 10. In Handelingen staat dat er een deur naar het geloof, naar het behoud is geopend voor hoorders van het Evangelie 11.
Toch is het waarschijnlijker dat de geopende deur hier ziet op het geopend zijn van de deur naar de hemel. Al in het volgende hoofdstuk ziet ook Johannes een geopende deur naar de hemel! Alle gemeenten zijn daar getuige van en mogen zich daarin verheugen. In het Johannes Evangelie (10:7-9) zegt Jezus dat Hij zelf de Deur is waar de schapen door moeten gaan. Dan zullen zij goede weidegrond vinden en bewaard worden. Maar het gaat hier niet over de verkondiging van het Evangelie. Zij die vasthouden aan het Evangelie van Jezus Christus zullen zonder twijfel als overwinnaars het koninkrijk van Jezus binnen gaan. Dit blijkt uit wat volgt in 3:11 waar staat dat zij vast moeten houden aan wat zij hebben. Daar valt de nadruk op. Dat is geen aansporing om het anders te gaan doen. Zoals zal blijken uit vers 9 gaat er al veel van hen uit. De Here zelf werkt in hun midden en dat is op zich een krachtig getuigenis naar buiten.
ὅτι μικρὰν ἔχεις δύναμιν omdat weinig u hebt kracht
Dit is geen terechtwijzing. Integendeel, de gemeente heeft geen kracht in zichzelf en zoekt het ook niet in zichzelf. Zij kunnen zich niet meten met de Judaïsten die hoog opgeven van zichzelf. In de wereld om hen heen stellen zij ook niet veel voor. Maar zij zoeken leven en kracht te vinden in gemeenschap met de Here Jezus! Juist daarom kan Hij zoveel aan hen kwijt. “Als ik zwak ben, dan ben ik machtig” schrijft Paulus in 2 Kor 12:10. En in Opb. 5 kan alleen het Lam dat als geslacht voor de troon staat, de boekrol openen!
De gemeente in Filadelfia was volgens oude bronnen vrij klein. De Joden hadden vanouds gezien veel meer macht. Christenen konden niet delen in de voorrechten die de Joden genoten zoals beschreven bij de uitleg van Sardis. Maar de Heilige en Waarachtige Koning van de gelovigen staat garant voor hun toegang tot het hemels koninkrijk!
καὶ ἐτήρησάς μου τὸν λόγον en u hebt bewaard van Mij het woord
Ondanks de tegenstand en de verleiding om mee te gaan met de machthebbers in hun stad hebben zij het woord van Jezus niet losgelaten. Dat is belangrijker dan de woorden van hen die hen buiten het koninkrijk hebben gezet. De woorden van Jezus zijn ook zijn geboden, zijn opdrachten 12.
καὶ οὐκ ἠρνήσω τὸ ὄνομά μου. en niet u hebt verloochend de naam van Mij.
Zij hebben Jezus niet losgelaten. Zij hebben zijn Naam hoog gehouden en Hem beleden als het erop aan kwam. Dat Hij de enige weg is om tot de Vader te gaan, niet de weg van het Judaïsme.

9 ἰδοὺ διδῶ ἐκ τῆς συναγωγῆς τοῦ σατανᾶ Zie, Ik geef uit de synagoge van de satan,
τῶν λεγόντων ἑαυτοὺς Ἰουδαίους εἶναι, van de zeggenden van zichzelf Joden (te) zijn kκαὶ οὐκ εἰσὶν en niet zij zijn, ἀλλὰ ψεύδονται. maar zij liegen.
Dit zijn de tegenstanders (satan betekent tegenstander) van de gelovigen in Filadelfia. Behalve Joden van geboorte, kunnen hier ook heidenen bij hebben gehoord die zich tot het Jodendom hadden bekeerd. Die nu ook fervent de besnijdenis verdedigen en aan de ceremoniële wetten vasthouden. Daarin zoeken zij hun kracht. Door zo nauwgezet te leven menen zij het Koninkrijk waard te zijn 13. Vaak zijn bekeerlingen nog fanatieker dan zij die van nature ergens bij horen. Daar doelde de Here Jezus al op in een twistgesprek met Farizeeën, toen hij een bekeerling van hen een kind van de hel noemde. Zie Matt 23:13 14. Het gaat hier duidelijk niet om een vorm van anti-semitisme, anti-Joods zijn. De dwaling van nationale trots en exclusiviteit van het JudaÏsme, wordt hier (en ook vaak elders in het NT) fel verworpen.
Er is een brief bekend van kerkvader Ignatius, met een opmerking over zulke bekeerlingen, die hij schreef aan Filadelfia in ongeveer 110. Hij was toen als gevangene op doorreis naar Rome. Daar vond hij de dood als martelaar in het Colosseum waar de wilde beesten hem verscheurden. Ignatius was al in het jaar 70 opziener (bisschop) geworden van het bekende Antiochië in Syrië. Dus hooguit 25 jaar na wat beschreven is in Hand 11:25 15. Henk Bakker, een bekende baptistenpredikant, heeft een proefschrift over Ignatius geschreven. Hier een stukje uit deze brief van Ignatius, vrij vertaald: 6 Nu, indien iemand aan jullie het Judaïsme verkondigt, geef hem geen aandacht. Want het is beter om iemand te horen spreken over het christelijk geloof als die uit de besnijdenis is, dan Judaïsme te horen verkondigen van iemand die uit het heidendom komt. Indien echter beiden niet over Jezus Christus spreken, dan zijn zij voor mij als grafstenen en graftombes waar slechts menselijke namen op zijn geschreven, Ga dan voor ze op de vlucht
ἰδοὺ ποιήσω αὐτοὺς Zie, Ik zal maken hen ἵνα ἥξουσιν dat zij komen
καὶ προσκυνήσουσιν en zich neerwerpen ἐνώπιον τῶν ποδῶν σου voor (het aangezicht van) de voeten van u
Er is hier verbinding met een profetie uit Jesaja. De Judaïsten zullen de christenen, en dan vooral de Joodse christenen, hebben gezien als verraders. In hun visie op het herstel van Israël konden beslist geen onbesneden heidenen passen. Dus zullen zij teksten hebben aangedragen om hun tegenstanders van hun gelijk te overtuigen. Teksten die aangeven dat de heidenen zullen toestromen en zich zullen onderwerpen aan hen om Israël groot te maken en te eren, zoals Zacharia 8:23 16, of deze woorden uit Jesaja 60 17. Maar de Here Jezus zegt nu precies hoe het wel zal gaan. Er zullen Judaïsten zijn die zullen komen om zich neer te werpen aan de voeten van hen die Jezus liefhebben. Dit niet zozeer als eerbetoon, maar eerder als een smeken om genade. Er zit ironie in deze woorden van Jezus. Want een Jood zal zich toch nooit neerwerpen voor een mens! Dat wordt nadrukkelijk in de Schrift en zeker in het NT verboden. Johannes wordt twee keer verboden om zich voor een engel, een geschapen wezen, neer te werpen 18, 19. Deze onderwerping van Judaïsten is een bede om gratie te mogen ontvangen. Of het hier om het eindoordeel gaat is niet duidelijk. Dan zullen de navolgers van Jezus zeker macht ontvangen om de twaalf stammen van Israël te oordelen 20. Het kan zijn dat dit ook al in de gemeente van Filippi gaat gebeuren. Joden uit de synagoge kunnen nog tot bekering komen als zij zien dat de Geest van God in deze gemeente aanwezig is en werkt.
Openbaring heeft het vaak over deze vorm van zich neer werpen (languit, gezicht naar de grond) als teken van overgave en eer bewijzen. In negatieve zin als het gaat om de aanbidding van het beest. Anderzijds door hen die God en het Lam daarmee eren. De Here Jezus bemoedigt zo de gelovigen in Filadelfia. Zij hoeven zij zich niet te laten intimideren door de trotse Judaïsten. Zij zijn op het goede pad. De Here Jezus zegt, Ik zet de deur naar de glorierijke toekomst van Israël, het Koninkrijk van God, voor jullie open. De synagoge mag dan voor jullie gesloten zijn, maar uit diezelfde synagoge zullen er sommigen komen die inzien dat jullie de goede keus hebben gemaakt. Dat zij het verkeerd hadden. Als dit profetische woord ook al in die tijd vervuld is geworden zal dat de gelovigen zeer veel kracht om te volharden hebben gegeven.
καὶ γνῶσιν ὅτι ἐγὼ ἠγάπησά σε. en zij erkennen dat Ik heb liefgehad u.
Het zal voor ieder te zien zijn dat de Here God metterdaad hen heeft aangenomen als zijn kinderen en erfgenamen. Het gebruikte woord voor liefhebben, agape, wijst daarop.

Ik houd jullie vast

10 ὅτι ἐτήρησας τὸν λόγον Omdat u hebt bewaard het woord, τῆς ὑπομονῆς μου, (dat van de volharding) van Mij κἀγώ σε τηρήσω ook Ik u zal bewaren
Nog een bemoediging en een belofte. Er komt een tijd waarin de verzoeking alle bewoners van de aarde gaat treffen. Die zullen dan met nog meer geweld de gelovigen verdrukken. Bij de druk die de gelovigen nu ondergaan hebben zij vastgehouden aan hun geloof in Jezus, dat Hij werkelijk de beloofde Messias, de Christus is. Dit tegen alle tegenspraak in. Zij hebben zijn Naam niet verloochend (vers 8)! Daarom laat Jezus hen niet los, Hij zal hen niet verloochenen, zij komen er door heen ook als die ‘grote verdrukking’ komt. Hij zal hen bewaren, want zij hebben het woord van Jezus bewaard. Ondanks alle druk op de christenen, ook later vanuit de Islam, is er tot rond 1600 altijd een christengemeente in Filadelfia geweest. De kerk heeft het daar het langst volgehouden en ook tegenwoordig is er weer een christelijke gemeenschap.
ἐκ τῆς ὥρας τοῦ πειρασμοῦ (van)uit het uur van de beproeving/verzoeking πειράσαι τοὺς κατοικοῦντας ἐπὶ τῆς γῆς. om te beproeven/verzoeken de wonenden op de aarde.
En dan komt het erop aan. De term de wonenden op de aarde, de “aardebewoners” komt nog 8 maal voor in Openbaring (6:10; 8:13; 11:10[2x]; 13:8, 14[2x]; 17:8) en drie keer met wat andere woorden (13:12; 14:6; 17:2). Meestal heeft de term een negatieve klank. Bijvoorbeeld in Opb 6:9 21. De verdrukking gaat door tot alle martelaren, allen die blijven getuigen van Jezus tot in de dood, in de hemel zullen zijn. De beproeving, verzoeking waar hier over gesproken wordt (het uur) zal in principe heel de eindtijd duren. Gelovigen hebben daar als eersten mee te maken 22. Uiteindelijk alle aardebewoners, zeker vlak voordat Jezus terugkomt. Er staat dus niet dat Jezus de gelovigen bewaart “voor” het uur van de verzoeking, dit zou suggereren dat de gelovigen daar nooit in komen. Vanuit wil zeggen dat de gelovigen er doorheen komen, daar vanuit worden zij gered. Over deze verzoeking wordt op veel plaatsen in de Bijbel gesproken. Bijv. Dan 12:1 23. In het NT o.a 24. Zie ook de bijbelstudie over Mat 24 en 25.
Er is verschil tussen het veel gebruikte woord kosmos = geordende wereld in Johannes en het hier gebruikte woord gè voor aarde. Het laatste woord komt voor in bijv. Joh 3:31 25 en Joh 12:32 26. De verdrukking die de bewoners op de aarde ondergaan zal de verschillen tussen gelovigen en ongelovigen aan het licht brengen. Dat de gelovigen ook verdrukt worden is onvermijdelijk (zie ook de andere brieven uit Opb 2 en 3). Maar zij zullen er door gelouterd worden zoals goud en zilver beproefd en gezuiverd worden door vuur. Wat deze toets niet kan doorstaan vergaat. Er komt een nieuwe aarde (Opb 21) want de eerste aarde gaat voorbij. De eerste aarde is de vergankelijke, de nieuwe aarde is onvergankelijk en zal geen bederf kennen.
τῆς μελλούσης ἔρχεσθαι de op het punt staande te komen ἐπὶ τῆς οἰκουμένης ὅλης over de bewoonde wereld, de gehele, De οἰκουμένης (oikoumenès) wil zeggen, overal waar mensen wonen, hun huis (oikos) hebben. Dat juist in deze brief het einde van de gehele bewoonde wereld, 27 aan de orde komt is niet toevallig. Het hoort bij de grondstructuur van Openbaring waarbij steeds de zesde in een reeks van zeven het einde toont. Bij zeven is het pleit beslecht en wordt in verschillende gedaantes de overwinning getoond van Christus op al zijn tegenstanders. Dan is het einde werkelijk gekomen.

11 iἔρχομαι ταχύ (Zie,) Ik kom spoedig! Een steeds herhaalde waarschuwing: Waak, dat is de hoofdzaak, laat je niet verrassen, val niet in slaap. Maar voor deze gelovigen is dit ook een belofte. Het duurt niet langer dan nodig is.
κράτει ὃ ἔχεις, Houd vast wat u hebt, Enkelvoud, de engel van de gemeente wordt aangesproken. In deze engel wordt ieder van de gelovigen persoonlijk aangesproken. Zij worden bestreden, aangevochten om los te laten wat zij al hebben ontvangen van de Here.
ἵνα μηδεὶς opdat er niet één is λάβῃ τὸν στέφανόν σου. die neemt de lauwerkrans van u.
Tot aan de laatste aanvaller toe geldt: waakzaam blijven! Als gelauwerden, als overwinnaars zullen zij de hemel binnen mogen gaan in de kracht van de Here Jezus. In zichzelf hebben zij niet zo veel kracht. Maar zij ontvangen veel, ja alles van hun Here en Heiland. Nogmaals, de geopende deur geeft niet aan dat zij door de verkondiging van het Evangelie als gemeente veel groei zullen kennen. Nooit denken dat de overwinning hier al binnen is, er kan nog een laatste aanvaller komen. Nooit op de lauweren gaan rusten!
Weer komt Jes 22 (zie vers 7) in gedachten. Sebna wordt zijn zelf toegeëigende koninklijke waardigheid ontnomen. Zijn koningsmantel en gordel, zijn “lauwerkrans” wordt gegeven aan Eljakim 28.

12 Ὁ νικῶν De overwinnende ποιήσω αὐτὸν στῦλον Ik zal maken hem een pilaar ἐν τῷ ναῷ τοῦ θεοῦ μου in de tempel van de God van Mij
Aan het funderen van pilaren voor een tempel werd veel aandacht besteed. Eerst werd diep gegraven, dan werd een bed van onverteerbaar houtskool gelegd, daarop kwamen de nodige lagen van dierenhuiden. Dit gaf een laag die kon schuiven. Daar rustten dan de pilaar voeten op en deze werden onderling verbonden met metalen dwarsverbindingen. Zodoende kon het gehele fundament min of meer als een vlot heen en weer schuiven wanneer er een aardbeving kwam. Pilaren konden zodoende aardbevingen redelijk doorstaan. Die gingen zomaar niet om!
Weer is er verband met de profetie uit Jesaja 22 29. Jesaja profeteert dat Eljakim (God richt op!) wordt vastgezet als een onwrikbare tentpin waar zijn familie en alles wat zij hebben aan kan worden vastgehecht. Een eervolle positie. Maar de pin van Sebna die hij zelf had vastgeslagen, die zal losraken en wat daaraan hangt gaat verloren.
In het nieuwe Jeruzalem zijn de gelovigen niet langer tentbewoners, geen rondtrekkers meer, maar stadsbewoners. Zij hebben een vaste veilige woonplaats gevonden die nooit meer verlaten hoeft te worden. Een echt thuis. Het nieuwe Jeruzalem (Opb 21) is de plaats waar de Here God en het Lam zelf zullen wonen. Het nieuwe Jeruzalem is als het ware de tempel zelf. Het staat symbool voor de woonplaats van de Here God, het is zijn gemeente, de Bruid van Christus. Ook Hebreeën 12 spreekt over het hemelse Jeruzalem, de vergadering (gemeente) van de geesten van de rechtvaardigen 30. Omdat het om de gemeente gaat zal in Opb. 21:22 gezegd worden dat in dat nieuwe Jeruzalem geen tempel zal zijn! Dit 12e vers is hier niet mee in tegenspraak. De overwinnende krijgt een belangrijke plaats in het nieuwe Jeruzalem. Het huis van God rust er ten dele op. In het nieuwtestamentisch spraakgebruik wordt ook zo over pilaren in de gemeente gesproken. Zie Gal 2:9 31. En wat Petrus schrijft in zijn eerste brief 32. Het beeld van de gemeente als tempel komt vaak voor in het NT. Denk aan Opb 1 waar de Here Jezus wandelt tussen de zeven kandelaren, de gemeenten, de nieuwe tempel. Ook Paulus schrijft erover aan de Efeziërs 33.
καὶ ἔξω οὐ μὴ ἐξέλθῃ ἔτι en daaruit nee, zeker niet, zal hij uitgaan nog
Het is een onbedreigde positie. In Filadelfia stonden waarschijnlijk nog heel wat pilaren overeind ondanks de steeds weer herhaalde aardbevingen.
καὶ γράψω ἐπ’ αὐτὸν τὸ ὄνομα τοῦ θεοῦ μου en Ik zal schrijven op hem de Naam van de God van Mij Pilaren werden in die tijd gegraveerd. Er stonden ook belangrijke verordeningen op die voor altijd golden. Nu schrijft de Here Jezus de Naam van God op de gelovigen. Zij zijn zijn kinderen, Hij is hun Eigenaar, hun Vader. Zo kregen lijfeigenen ook een merkteken. God zelf waakt over hen. De mensen die het zegel van God niet op hun voorhoofd hadden (Opb 9) horen er in elk geval niet bij. In Opb 8 34 worden de aardebewoners gewaarschuwd vanwege de oordelen die hen zullen treffen. Maar de gelovigen gaan vrijuit zoals blijkt uit Opb 9 35.
καὶ τὸ ὄνομα τῆς πόλεως τοῦ θεοῦ μου, en de naam van de stad van de God van Mij τῆς καινῆς Ἰερουσαλὴμ het nieuwe Jeruzalem
Zij zullen inwoners zijn van het nieuwe Jeruzalem waar God woont. In die stad zal iedereen de naam dragen die toont dat hij/zij een medeburger is van de heiligen, van Gods volk, Israël. Zij dragen die naam op het voorhoofd (Opb 22:4). Daar hoef je niet naar te zoeken. Daar zijn geen vreemdelingen meer. Niemand is vreemd voor de ander. Niemand komt er in die daar niet tussen hoort, die die naam niet draagt. In de gemeente is dat nu al zo. Ongeacht of de leden uit de Joden komen of uit de niet-Joden, allen hebben daar dezelfde status. Medeburgers van de heiligen, (Ef 2:19) behorend bij het ware Israël. Dit is een hoofdlijn in Openbaring dat alle gelovigen bij dat éne volk van God horen.
ἡ καταβαίνουσα ἐκ τοῦ οὐρανοῦ ἀπὸ τοῦ θεοῦ μου, het neerdalende vanuit de hemel, van de God van Mij,
Dat beschrijft Opb 21. Dus het einde zoals dat past bij deze zevende brief (zie ook bij vers 10).


καὶ τὸ ὄνομά μου τὸ καινόν. en de Naam van Mij, de nieuwe.
Ook Jezus ontvangt een nieuwe naam. Die geeft het teken aan van zijn nieuwe waardigheid als de geschiedenis haar voltooiing heeft bereikt op de nieuwe aarde. In het nieuwe Jeruzalem zal de Here Jezus de NAAM boven alle naam dragen 36.

13 Ὁ ἔχων οὖς de hebbende (een) oor ἀκουσάτω τί τὸ πνεῦμα λέγει ταῖς ἐκκλησίαις. hij moet horen wat de Geest zegt tot de gemeenten.
Zie de opmerking bij Opb 2:7 37.

ga verder naar Opb 3:14-22
ga terug naar Opb 3:1-6

  1. Mark 1:24 Ga weg! Wat hebben wij met U te maken, Jezus de Nazarener? Bent U gekomen om ons te gronde te richten? Ik weet Wie U bent, namelijk de Heilige van God., []
  2. NBG51 Joh 6:68 Simon Petrus antwoordde Hem: Here, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven; 69 en wij hebben geloofd en erkend, dat Gij zijt de Heilige Gods. []
  3. En zij riepen met luide stem: Tot hoe lang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen? []
  4. Jes 22:27 Zie, de HEERE werpt u weg met de werpkracht van een man, en rolt u op als een rol. 28 Hij zal u helemaal ineenrollen tot een kluwen, als een bal naar een wijd uitgestrekt land werpen. Daar zult u sterven en daar zullen uw praalwagens zijn, u, schandvlek van het huis van uw heer! []
  5. Jes 22:16 Wat hebt u hier of wie hebt u hier, dat u hier voor uzelf een graf hebt uitgehouwen? Dat houwt zich in de hoogte een graf uit, hakt zich in de rots een woning uit! []
  6. Jes 22:20 Te dien dage zal het geschieden, dat Ik mijn knecht Eljakim, de zoon van Chilkia, roepen zal: 21 Ik zal hem met uw gewaad bekleden en hem uw gordel ombinden en uw waardigheid zal Ik in zijn hand geven, en hij zal tot een vader zijn voor de inwoners van Jeruzalem en voor het huis van Juda. 22 En Ik zal de sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen; opent hij, niemand sluit; sluit hij, niemand opent. []
  7. Matt 16: 15 Hij zei tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? 16 Simon Petrus antwoordde en zei: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! 17 Jezus antwoordde en zei: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is. 18 En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra (belijdenis) zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. (d.w.z.: die poortdeuren gaan niet dicht onder deze belijdenis!) 19 Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen. 20 Toen verbood Hij met nadruk zijn discipelen aan iemand te zeggen: Hij is de Christus. []
  8. En ik zal tot u komen, wanneer ik Macedonië doorgereisd ben, want ik zal de reis door Macedonië doen, 6 maar dan zal ik mij mogelijk bij u langer ophouden, misschien wel de winter doorbrengen, zodat gij mij kunt voorthelpen, wanneer ik verder reis. 7 Want ik wil u thans niet in het voorbijgaan bezoeken, want ik hoop enige tijd bij u te blijven, als de Here het toestaat. 8 Maar ik zal nog tot Pinksteren te Efeze blijven; 9 want mij is een grote en machtige deur geopend en er zijn vele tegenstanders. []
  9. Toen ik nu te Troas was gekomen om het evangelie van Christus te prediken, en mij een deur geopend was in de Here, heb ik geen rust gehad voor mijn geest, omdat ik mijn broeder Titus niet aantrof; 13 doch ik nam afscheid van hen en vertrok naar Macedonië. []
  10. Houdt sterk aan in het gebed, en waakt in hetzelve met dankzegging; 3 Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des Woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben; 4 Opdat ik dezelve moge openbaren, gelijk ik moet spreken. []
  11. Hnd 14:27 En daar aangekomen, riepen zij de gemeente bijeen en gaven verslag van al wat God met hen gedaan had, en dat Hij ook voor de heidenen een deur des geloofs had geopend. []
  12. Joh 14: 18 Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u. 19 Nog een kleine tijd, en de wereld zal Mij niet meer zien; maar gij zult Mij zien; want Ik leef, en gij zult leven. 20 In die dag zult gij bekennen, dat Ik in Mijn Vader ben, en gij in Mij, en Ik in u. 21 Die Mijn geboden heeft, en deze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en die Mij liefheeft, zal van Mijn Vader geliefd worden; en Ik zal hem liefhebben, en Ik zal Mijzelf aan hem openbaren. 22 Judas, niet de Iskariot, zeide tot Hem: Heere, wat is het, dat Gij Uzelven aan ons zult openbaren, en niet aan de wereld? 23 Jezus antwoordde en zei tot hem: Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken. 24 Die Mij niet liefheeft, die bewaart Mijn woorden niet; en het woord dat gij hoort, is het Mijne niet, maar des Vaders, Die Mij gezonden heeft. []
  13. Hnd 15:1 En sommigen, uit Judea gekomen, leerden de broeders: Indien gij u niet besnijden laat naar het gebruik van Mozes, kunt gij niet behouden worden. []
  14. Maar wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij sluit het Koninkrijk der hemelen toe voor de mensen. Immers, gij gaat er niet binnen en die trachten binnen te gaan, laat gij niet toe daarin te komen. 14 Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij eet de huizen der weduwen op, terwijl gij voor de schijn lange gebeden uitspreekt. Daarom zult gij zwaarder oordeel ontvangen. 15 Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij trekt zee en land rond, om een bekeerling te maken, en wanneer hij het wordt, maakt gij van hem een kind der hel, tweemaal zo erg als gij het zelf zijt. []
  15. En Barnabas ging uit naar Tarsen, om Saulus te zoeken; en als hij hem gevonden had, bracht hij hem te Antiochië. 26 En het is geschied, dat zij een geheel jaar samen vergaderden in de Gemeente, en een grote schare leerden; en dat de discipelen eerst te Antiochië Christenen genaamd werden. []
  16. Zo zegt de HEERE van de legermachten: In die dagen zal het gebeuren dat tien mannen uit alle talen van de heidenvolken, vastgrijpen, ja, de punt van de mantel van een Joodse man zullen zij vastgrijpen, en zeggen: Wij gaan met u mee, want wij hebben gehoord dat God met u is. []
  17. 9 Want op Mij zullen de kustlanden wachten; en de schepen van Tarsis zullen de eerste zijn om uw zonen van verre aan te brengen; hun zilver en goud voeren zij mede, ter ere van de naam des HEREN, uws Gods, voor de Heilige Israëls, omdat Hij u luister verleend heeft. 10 Vreemdelingen zullen uw muren herbouwen en hun koningen zullen u dienen, want in mijn toorn heb Ik u geslagen, maar in mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd. 11 En uw poorten zullen bestendig openstaan, dag noch nacht zullen zij gesloten worden, opdat men tot u inbrenge het vermogen der volken, terwijl hun koningen worden meegevoerd. 12 Want het volk en het koninkrijk, die u niet willen dienen, zullen te gronde gaan, en die volken zullen zeker verwoest worden. 13 De heerlijkheid van de Libanon zal tot u komen, cypres, plataan en denneboom tezamen, om de plaats van mijn heiligdom op te luisteren; en de plaats mijner voeten zal Ik heerlijk maken. 14 De zonen uwer verdrukkers zullen deemoedig tot u komen, aan uw voeten zullen al uw versmaders zich neerwerpen en zij zullen u noemen: De stad des HEREN, het Sion van de Heilige Israëls. []
  18. Opb 19:10 En ik viel voor zijn voeten neer om hem te aanbidden, maar hij zei tegen mij: Pas op dat u dat niet doet! []
  19. Opb 22: 8b En toen ik ze gehoord en gezien had, wierp ik mij neder voor de voeten van de engel, die ze mij toonde, om te aanbidden. 9 Maar hij zeide tot mij: Doe dat niet! []
  20. Mat 19:27 Toen antwoordde Petrus en zei tegen Hem: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd; wat zal dan ons deel zijn? 28 En Jezus zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat u die Mij gevolgd bent, in de wedergeboorte, als de Zoon des mensen zal zitten op de troon van Zijn heerlijkheid, ook zult zitten op twaalf tronen en de twaalf stammen van Israël zult oordelen. []
  21. En toen Hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. 10 En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen? 11 En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij. []
  22. 1 Pet 4:16 Als iemand echter als christen lijdt, laat hij zich daarvoor niet schamen, maar God in dit opzicht verheerlijken. 17 Want nu is het de tijd dat het oordeel begint bij het huis van God; en als het eerst bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn? 18 En als de rechtvaardige nauwelijks (door de verdrukking heen) zalig wordt, waar zal de goddeloze en de zondaar verschijnen? []
  23. Te dien tijde zal Michael opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden. 2 Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen. 3 En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos. 4 Maar gij, Daniel, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen. []
  24. Mat 24:4 En Jezus antwoordde en zei tegen hen: Pas op dat niemand u misleidt. 5 Want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus; en zij zullen velen misleiden. 6 U zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; pas op, word niet verschrikt, want al die dingen moeten gebeuren, maar het is nog niet het einde. 7 Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen hongersnoden zijn en besmettelijke ziekten en aardbevingen in verscheidene plaatsen. 8 Maar al die dingen zijn nog maar een begin van de weeën. 9 Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en u doden, en u zult door alle volken gehaat worden omwille van Mijn Naam. 10 En dan zullen er velen struikelen en zij zullen elkaar overleveren en elkaar haten. 11 En er zullen veel valse profeten opstaan en die zullen er velen misleiden. 12 En doordat de wetteloosheid zal toenemen, zal de liefde van velen verkillen. 13 Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. 14 En dit Evangelie van het Koninkrijk zal in heel de wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken; en dan zal het einde komen. []
  25. Die van boven komt, is boven allen; wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt van de aarde. []
  26. en als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken. []
  27. later van de kosmos, Opb 6:12 []
  28. Jes 22: 20 Te dien dage zal het geschieden, dat Ik mijn knecht Eljakim, de zoon van Chilkia, roepen zal: 21 Ik zal hem met uw gewaad bekleden en hem uw gordel ombinden en uw waardigheid zal Ik in zijn hand geven, en hij zal tot een vader zijn voor de inwoners van Jeruzalem en voor het huis van Juda. []
  29. 22:23 En Ik zal hem als een pin in een hechte plaats vastslaan, zodat hij tot een erezetel worden zal voor zijn familie. 24 Dan zal men aan hem het gehele gewicht van zijn familie hangen, de spruiten en de loten, alle kleine vaatwerk, van de bekkens af tot alle kruiken toe. 25 Te dien dage, luidt het woord van de HERE der heerscharen, zal de pin die in een hechte plaats was vastgeslagen, losraken en afbreken en vallen, en de last die daaraan hing, zal tenietgaan, want de HERE heeft het gesproken. []
  30. Hebr 12:22 Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, 23 en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben, 24 en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel. 25 Ziet dan toe, dat gij Hem, die spreekt, niet afwijst. Want als genen niet ontkomen zijn, toen zij Hem afwezen, die zijn godsspraak op aarde deed horen, hoeveel te minder wij, als wij ons afwenden van Hem, die uit de hemelen spreekt. []
  31. en toen zij de genade, die mij geschonken was, opmerkten, reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die voor steunpilaren golden, mij en Barnabas de broederhand: wij zouden naar de heidenen, zij naar de besnedenen gaan. []
  32. 1 Pet 2:5 en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus. []
  33. Ef 2: 19 Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, 20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. 21 In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, 22 in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest. []
  34. Opb 8:13 En ik zag en hoorde een arend vliegen in het midden des hemels, die met luider stem zeide: Wee, wee, wee hun, die op de aarde wonen, vanwege de overige stemmen van de bazuin der drie engelen, die nog bazuinen zullen! []
  35. Opb 9:4 En hun werd gezegd, dat zij aan het gras der aarde geen schade zouden toebrengen, noch aan enig gewas, noch aan enige boom, maar alleen aan de mensen, die het zegel van God niet op hun voorhoofden hadden. []
  36. Filip 2:9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, []
  37. In de Evangeliën zegt Jezus vaak “wie oren heeft die hore”. Dan steeds in meervoud: oren. Maar ook met één oor kun je dit verstaan. De Geest spreekt tot de gemeenten in meervoud. Het geldt allen en in alle tijden. De zegswijze geeft aan dat de Heilige Geest de woorden van Jezus overneemt en bij herhaling zal doen horen. Het zijn de woorden van God. Er zijn uitleggers die de zeven brieven zien als zeven perioden van de kerk in de loop van de tijd. Dat idee wordt vooral gevonden bij hen die het dispensationalisme aanhangen. Dat er zo zachtjes aan zeventig maal zeven verschillende modellen voor het verloop van de eindtijd zijn ontstaan is al een teken aan de wand. Bij het bedenken van dit soort schema’s wordt te snel over het hoofd gezien dat de gemeente wereldwijd te vinden is. Wat voor de gemeente in het moderne westen geldt, geldt niet voor bijvoorbeeld de gemeente in Afrika. Dat zo een systeem van uitleg voor de zeven gemeenten niet werkt blijkt bijvoorbeeld uit Opb 2:23 in de brief aan de gemeente te Thyatira. Daar grijpt de Here Jezus zelf in om een eind te maken aan een valse profetes, Izebel, genoemd. Er staat bij dat alle gemeenten horen van wat Hij daar heeft gedaan. Hoe moeten gemeenten uit een vroegere tijd, die niet meer bestaan, nog horen wat later gebeurt? []