Openbaring in het kort, een overzicht
Introductie op Openbaring
Hoofdstukken Openbaring
hoofdpagina site
HSV 1 En schrijf aan de engel van de gemeente in Sardis: Dit zegt Hij Die de zeven Geesten van God heeft en de zeven sterren: Ik ken uw werken, en weet dat u de naam hebt dat u leeft, maar u bent dood. 2 Wees waakzaam en versterk het overige dat dreigt te sterven, want Ik heb uw werken niet vol bevonden voor God. 3 Bedenk dan hoe u het hebt ontvangen en gehoord, en houd het vast en bekeer u. Als u dan niet waakzaam bent, zal Ik bij u komen als een dief en u zult beslist niet weten op welk uur Ik bij u zal komen. 4 Maar u hebt ook in Sardis enkele personen die hun kleren niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte kleren, omdat zij het waard zijn. 5 Wie overwint, zal bekleed worden met witte kleren en Ik zal zijn naam beslist niet uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen. 6 Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.
NBG51 1 En schrijf aan de engel der gemeente te Sardes: Dit zegt Hij, die de zeven Geesten Gods en de zeven sterren heeft: Ik weet uw werken, dat gij de naam hebt, dat gij leeft, maar gij zijt dood. 2 Wees wakker en versterk het overige, dat dreigde te sterven, want Ik heb geen van uw werken vol bevonden voor mijn God. 3 Bedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het en bekeer u. Indien gij dan niet wakker wordt, zal Ik komen als een dief, en gij zult niet weten, op welk uur Ik u zal overvallen. 4 Doch gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet hebben bezoedeld, en zij zullen met Mij in witte klederen wandelen, omdat zij het waardig zijn. 5 Wie overwint, zal aldus bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor mijn Vader en voor zijn engelen. 6 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.
NBV21 1 Schrijf aan de engel van de gemeente in Sardes: “Dit zegt Hij die de zeven geesten van God en de zeven sterren heeft: Ik weet wat u doet; men zegt dat u het leven hebt, maar u bent dood. 2 Word wakker, versterk uw laatste krachten: u bent op sterven na dood. Want Ik merk dat uw daden tekortschieten in Gods ogen. 3 Herinner u dat u de boodschap hebt ontvangen en begrepen. Houd eraan vast en kom tot inkeer. Maar als u niet wakker wordt, kom Ik onverwacht als een dief, op een tijdstip dat u niet kent. 4 Maar enkelen in Sardes hebben hun kleren schoon gehouden. Zij zullen bij Me zijn, in het wit gekleed, want ze verdienen het. 5 Wie overwint mag zich ook in het wit kleden. Ik zal zijn naam niet uit het boek van het leven schrappen, maar juist voor hem pleiten ten overstaan van mijn Vader en zijn engelen. 6 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.”
Een gemeente in coma
1 Καὶ τῷ ἀγγέλῳ τῆς ἐν Σάρδεσιν ἐκκλησίας γράψον· En aan de engel van de in Sardis (gelegen) gemeente schrijf:
Sardis was oorspronkelijk de hoofdstad van het koninkrijk van Lydië waar ongeveer 550 jaar voor Christus Croesus heerste. Hij stond bekend als de rijkste man van de wereld. Lydië besloeg in die tijd het gehele westelijke gebied van wat nu Turkije heet van zuid tot noord. Het land was zeer welvarend en zo ook Sardis. Haar rijkdom werd ontleend aan het goud uit de rivier die door de stad liep. Verder weefde men In Sardis stoffen die zo beroemd waren dat veel schrijvers uit de oudheid er speciaal aandacht aan besteedden. In de stad woonden heel veel rijke Joden die daarin veel invloed hadden. Als enige groep bezaten zij voorrechten die afweken van de andere ingezetenen. Daar hadden zij met succes oorlogen voor gevoerd. Want als het ging om vasthouden aan Gods heiligheid, geen beelden in de omgeving van de tempel, geen verplicht deelnemen aan onreine zaken, dan waren zij tot alles bereid. Nu keizer Domitianus aan de macht was gekomen gingen er ook weer voorrechten verloren. Zoals die van de tempelbelasting die zij eerst nog naar Jeruzalem mochten zenden in plaats van naar de tempel te Rome. Maar als handelaars wisten zij zich steeds aan te passen en goed te profiteren van de welvaart in Sardis. En dit zat kennelijk een beetje in het bloed van alle inwoners van deze stad.
Τάδε λέγει ὁ ἔχων τὰ ἑπτὰ πνεύματα τοῦ θεοῦ Deze dingen zegt Hij Die heeft de zeven geesten van God kκαὶ τοὺς ἑπτὰ ἀστέρας· en de zeven sterren.
De hoge positie van de verheerlijkte Christus in de hemel wordt als eerste benadrukt. De zeven geesten van God, die voor Gods troon staan (Opb 1:4), zijn zeven aartsengelen die onder zijn bevel staan. Nu blijkt dat deze ook dienaren zijn van de Here Jezus. Opnieuw laat dit zien dat Jezus in de hemel dezelfde autoriteit heeft als God. Bij de bespreking van Opb 1:4 werd nog de vraag gesteld waarom deze geesten/engelen eerder genoemd worden dan Jezus. Deze woorden maken een eind aan alle misverstand, Jezus staat boven die engelen. Het moet ook opvallen dat de zeven engelen (geesten) in een adem genoemd worden met de zeven engelen (sterren) van de gemeenten. De sterren zijn, zoals uitgelegd in Opb 1:20, boden die de gemeenten moeten aanspreken in naam van Jezus. Mogelijk zijn het ook voorgangers van de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor de gemeente. Het is bekend dat in die tijd voor het eerst in sommige gemeenten, zoals in Antiochië, een enkele opziener, “opzichter”, was aangesteld die boven de oudsten en de diakenen stond. In Jeruzalem functioneerde Jakobus, een broer van de Here Jezus, ook min of meer als zodanig.
οἶδά σου τὰ ἔργα Ik ken van u de werken
Na dit begin, zoals in bijna alle brieven, noemt de Here Jezus dan de goede dingen van de gemeente. Maar hier gaat het anders.
ὅτι ὄνομα ἔχεις dat een naam u hebt
Zij staan bekend als christenen, zoals bijv. anderen bekend staan als Joden. Een reputatie, maar die blijkt niet veel in te houden.
ὅτι ζῇς, dat u leeft…
Zij hadden het goed met elkaar, geen problemen met wie dan ook, niet met de Joden, niet met de overheid, niet met de medeburgers uit de stad. Zij kenden geen vervolging, voor zover zij wisten was er geen dreiging van verkeerde leer, geen bedreiging door valse profeten, enz.
καὶ νεκρὸς εἶ. en dood u bent.
Dat is schrikken. Jullie gemeente is dood, jullie naam, reputatie, is misleidend, die stelt niets voor. Dit is de visie van Christus. Een schokkende boodschap voor de engel van de gemeente en de gemeente als geheel. Als naamchristenen hebben zij het compromis lief gekregen. Er gaat niets van hen uit dat anderen doet opschrikken. Zij vallen niet echt op als christenen, zij wekken geen tegenstand op want zij kunnen met iedereen goed overweg, ook in de handel. Zij kunnen zichzelf goed redden. Daarbij zal onderling liefdebetoon er ook wel bij in zijn geschoten. Dat Jezus terug komt om te oordelen, dat het noodzakelijk is Hem te kennen als je persoonlijke verlosser, wordt niet als urgent ervaren. Medeburgers worden niet voor zijn komende oordeel gewaarschuwd en niet opgeroepen tot geloof.
Hoe nu verder??
Waak op uit de doodsslaap
2 γίνου γρηγορῶν Word wakend καὶ στήρισον τὰ λοιπὰ en versterk de overige (namen/dingen) ἃ ἔμελλον ἀποθανεῖν, die op het punt staan te sterven..
De gemeente mag geen naam meer dragen als levend zijnde. Toch is nog niet alles verdwenen. Er wordt niet over personen gesproken maar over namen en/of dingen. Het is op het randje. Nu moeten de ‘leider’ van de gemeente, en anderen, niet alleen opschrikken en ontwaken, maar ook wakker blijven. Onmiddellijk aan het werk gaan om hen die nog een naam hebben weer sterk te maken! Om de goede werken op te pakken die nog niet helemaal zijn vergeten. Het kan nog net! De herder(s) van de gemeente moet(en) schrikken van wat eens Ezechiël moest verkondigen tegen herders van Israël 1.
οὐ γὰρ εὕρηκά σου τὰ ἔργα πεπληρωμένα Niet immers heb Ik bevonden van u de werken vol(ge)maakt
ἐνώπιον τοῦ θεοῦ μου. voor het aangezicht van mijn God!
Spreken over ‘mijn God’ door Jezus gebeurt zelden. Wij kennen het van zijn smartelijke kruiswoord als Hij zich van God verlaten voelt. Maar hier gaat het om te benadrukken wat in de ogen van God niet goed is. De gemeente heeft vroeger goede werken gedaan, maar sluipenderwijs zijn zij gestopt met leven naar Gods wil. Zij zijn geestelijk gezien in slaap gevallen en hebben geen contact meer met de Levende! Maar voor God is niets verborgen. De werken waartoe God hen in staat stelde te doen, zijn niet voltooid, niet vervuld. Zij hebben de oren toegestopt voor het spreken van de Heilige Geest. Er wordt niet meer onder zijn leiding geleefd en in de goede zin gewerkt. Een gevaarlijke toestand zoals die van de 10 meisjes die in slaap waren gevallen, terwijl zij wachtten op de bruidegom. De gemeente zal zich hebben aangepast aan de wereld om hen heen. Het christelijk leven gaat zo zijn gangetje, best wel goed eigenlijk. Zij die nog enig leven vertoonden, die de wil van God probeerden na te leven, geven het ook op om nog anders te willen zijn. De verleiding is dan te groot geworden om het zelf ook wat gemakkelijker te gaan nemen. Als anderen daar totaal geen problemen mee hebben, geen enkel gevaar lijken te lopen, het hen voor de wind gaat, waarom dan nog moeilijk doen?
3 μνημόνευε οὖν πῶς εἴληφας Gedenk dan hoe u heeft ontvangen καὶ ἤκουσας en (hoe) u heeft gehoord!
Er is een sterk contrast tussen de tegenwoordige tijd van “Gedenk” en dat wat zij in het verleden hebben gehoord en gedaan. Toen hen het Evangelie werd verkondigd hebben zij dat goed ontvangen. en hebben daar uit geleefd. Spreken over actief ontvangen/ aannemen is typerend voor het Evangelie van Johannes. Zie bijv. Joh 1:12 Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven;. Zo is ook voor hen het geloof in Christus begonnen. De gemeente bestaat kennelijk al een hele tijd. Gedenken is meer dan herinneren. Zij weten nog wel hoe het eerst was, zij zijn het niet vergeten. Nu moeten zij dat bewust weer in gedachten brengen en zich daardoor laten leiden. Gedenken is een goed bijbels principe. “Doe dat tot mijn gedachtenis” zei de Here Jezus bij de instelling van het Heilig Avondmaal.
καὶ τήρει .Houdt (dit) dan ook vast
Zij hebben het Evangelie aangenomen, maar het brengt geen vrucht meer voort. Het opgeschoten zaad wordt door onkruid overwoekerd en verstikt 2. Daarom nu, van wat je je herinnert van het goede, dat weer oppakken, vastpakken en vasthouden!
καὶ μετανόησον en bekeer u!
In de gebiedende wijs. Zet je gedachten op een ander spoor en wordt een ander mens 3. De opdracht tot gedenken en zich bekeren staat hier wel in een omgekeerde volgorde dan gewoonlijk. Er is nog iets van leven over. In het terug keren naar waar zij zijn begonnen, daaraan weer vasthouden, daar is hun bekering in gelegen.
ἐὰν οὖν μὴ γρηγορήσῃς, Indien dan niet u wakende bent ἥξω ὡς κλέπτης, Ik zal komen tot u als een dief
Het belangrijkste van deze vermaning is: Waak! De Here Jezus heeft er vaak over gesproken in zijn onderwijs op aarde 4. Paulus herhaalt het 5 en ook Petrus 6. Paulus schrijft daarbij over vrede, geen gevaar, zoals ook Jeremia dat vroeger al deed 7. En dat is precies het probleem in deze gemeente. Maar als zo gedacht en gehandeld wordt is het gevaar het grootst en de komst van het oordeel het meest nabij. Wij denken misschien dat als er veel aardbevingen zijn, of andere natuurrampen, dat Jezus dan wel snel zal komen. Maar Hij heeft nadrukkelijk gezegd dat dan het einde nog niet is 8, 9.
καὶ οὐ μὴ γνῷς ποίαν ὥραν ἥξω ἐπὶ σέ. en nee, (zeker) niet u weet (op) welk uur Ik zal komen op/tot u!
Letterlijk staat er “op u” dit duidt een komst aan vanuit de hoge, vanuit de hemel. Het benadrukt het karakter van de onverhoedse komst, het is een overval op hen die dan nog slapen. Maar voor wie wakker is zal het geen schrikken zijn als Jezus komt. Integendeel een blij ontmoeten. In de eeuwen voor Christus was het Sardis al tweemaal overkomen dat zij totaal onverwacht door vijanden waren overvallen en ingenomen. Zorgeloosheid en zelfgenoegzaamheid zit kennelijk in de cultuur van de stad en de gelovigen hebben zich daar niet tegen gewapend.
Enkelen zijn nog onbesmeurd
4 ἀλλ’ ἔχεις ὀλίγα ὀνόματα Maar u heeft enkele namen/personen
Gelukkig is er nog een ‘Maar’. Als gemeente (enkelvoud) heeft u toch een paar individuen die bij de Here met name bekend zijn. Hun naam zal niet verloren gaan.
καὶ ἐν Σάρδεσιν ook in Sardis
Het ‘ook’ waar dit zinsdeel mee begint, laat zien hoe verrassend dit is. Je zou het eigenlijk niet meer verwacht hebben, maar inderdaad er is nog wat leven te vinden.
ἃ οὐκ ἐμόλυναν τὰ ἱμάτια αὐτῶν, die niet hebben besmeurd de kleren van hen,
In Sardis verschafte de bloeiende textielindustrie hen de mooiste kleren. Toch lopen in de ogen van de Here Jezus de meesten van hen in besmeurde kleren rond! Het overgrote deel van de gelovigen is in hun vervreemding van de Here, teruggevallen in een leven in zonde. Zonde die zij niet meer zo zien en niet hebben beleden. En toch zijn er die geen besmeurde kleren hebben. Dat is te zien. Deze mensen weten nog wat zonde is, zullen daar ook wel eens in zijn gevallen, maar zijn er niet in blijven liggen 10. Zo zijn er, zelfs in Sardis, enkelen die nog dagelijks wandelen met de Here Jezus. Die ernaar streven zondigen te vermijden. Zij hebben een geweten dat spreekt. Zij luisteren nog naar de Heilige Geest en laten zich dagelijks reinigen in het bloed van Jezus. Zij vermijden veel dingen die de anderen gewoon vinden en gaan de compromissen met de wereld uit de weg.
καὶ περιπατήσουσιν μετ’ ἐμοῦ en zij zullen wandelen met Mij
Wandelen geeft aan dat zij voortdurend dichtbij Jezus zullen zijn en met vreugde in zijn gezelschap zullen verkeren 11, 12. In het OT, in Gen 5:22 en 6:9 lezen wij van Henoch en van Noach die wandelden met God temidden van een cultuur die zich van God vervreemdde.
ἐν λευκοῖς, in witte (kleren) ὅτι ἄξιοί εἰσιν. omdat waardig zij (het) zijn.
Dat is een passend loon, zij zijn het waard, want zij zijn het gewend om hun kleren schoon te houden. Zij hebben de werken verricht die God hen schonk om te doen. Om hen heen zijn velen in slaap gevallen, die hebben hen niet gesteund, nee integendeel hen veeleer in gevaar gebracht. Maar zij hebben toch stand weten te houden. Zij zullen wel eens zijn gestruikeld, maar dan stonden zij weer op. Zij zullen wel eens hebben gezondigd, maar dan zullen zij vergeving hebben gezocht en gevonden. Zij kennen in het leven een intieme omgang met de Here, in feite wandelen zij nu al dagelijks met Hem. Daarom zijn zij het waard om altijd met Jezus te mogen wandelen. Van hen wordt nu geen martelaarschap tot in de dood gevraagd. Witte kleren, zoals geen voller in hun stad die maken kan, die nooit meer vuil kunnen worden, die ontvangen, daar zien zij met verlangen naar uit.
En ‘doden’ kunnen nog opstaan
5 Ὁ νικῶν De overwinnende οὕτως περιβαλεῖται ἐν ἱματίοις λευκοῖς die, hij zal bekleed worden in kleren wit
Naast de vorige laatste getrouwen, zijn er ook nog die uit hun doodsslaap op kunnen schrikken. Die, na dit vermaan, als zij in herinnering brengen hoe het vroeger was, de weg van opstaan en overwinning nog terug kunnen vinden. Zij zullen, als zij die weg inslaan en wakker blijven, eveneens met deze kleren bekleed worden. Bekleed worden geeft aan dat het een gift is. In dit vers gaat het om de overwinnenden, die weer opnieuw de levende weg gaan bewandelen. Die hun zonde gaan inzien, schuld belijden en zich laten reinigen in het bloed van Christus. Die de strijd tegen de zonde hervatten. Dan worden ook zij met witte kleren bekleed als zij in die weg van overwinning voortgaan. Iedere keer weer staat er in veel brieven “de overwinnende”, het is nog geen gelopen wedstrijd, geen gearriveerd christendom. Dat was nu juist het probleem in Sardis. Wel de naam hebben, maar niet het leven.
Alleen met witte kleren aan, gereinigd in het bloed van het Lam, kan men in de hemel verschijnen. Dit witte kleed is kenmerkend voor hemelbewoners. Van boodschappers uit de hemel, engelen, wordt vaak beschreven dat zij in een blinkend wit kleed verschijnen. Ook bij de verheerlijking op de berg draagt Jezus blinkend witte kleren, denk ook terug aan zijn verschijning aan Johannes volgens Openbaring 1.
καὶ οὐ μὴ ἐξαλείψω τὸ ὄνομα αὐτοῦ en nee, (zeker) niet Ik zal uitwissen de naam van hem
Dat is het grote gevaar dat zij die slapen nu lopen. Hun namen staan overigens nog wel geschreven! Heel bijzonder. Wat een geduld, wat een genade laat de Here steeds opnieuw zien. Ook al worden zij als geestelijk doden betiteld. Maar de Here kan doden opwekken. Het is voor hen nog niet te laat om zich te bekeren opdat hun naam blijft staan. Toch wel anders dan wat men in die tijd soms deed. In sommige steden werd de naam van een ter dood veroordeelde al gewist uit het bevolkingsregister nog voordat de doodstraf werd toegepast! Van keizer Domitianus werd na zijn dood zijn naam zoveel mogelijk verwijderd omdat hij zich naar de normen van Rome te hoog had verheven door zich al in het leven ‘heer en god’ te noemen.
Paulus geeft in zijn brief aan de Efeziërs concrete aanwijzingen hoe dit wakker worden en dit leven van bekering er uit moet zien 13.
ἐκ τῆς βίβλου τῆς ζωῆς uit het Boek van het leven.
Dat er een Boek van het leven bestaat waarin namen worden geschreven staat op verschillende plaatsen in het OT zoals al in Exodus 32: 32 Maar nu, vergeef toch hun zonde. En zo niet, delg mij dan uit het boek dat Gij geschreven hebt. Dat betreft Mozes, die niet wil dat de Here het volk Israël vernietigt en met hem een nieuw volk begint. Dit zou tot grote oneer zijn van de naam van de Here, de heidenen zouden er kwaad van spreken. Eerst Israël uit Egypte bevrijden en dan dat volk in de woestijn om laten komen??? Andere voorbeelden 14, 15, 16. In het NT wordt de uitdrukking ook gebruikt, bijv. door Jezus als zijn discipelen blij zijn over de macht die zij ontvingen om demonen uit te werpen 17. Het gaat niet om het succes van genezingen, van duiveluitwerping enz. Dat zijn maar tijdelijke zaken. Niet niks, maar het is niet bepalend voor deel krijgen aan het eeuwige leven 18. Namen van wonderdoeners worden niet opgetekend! Als dat het belangrijkste is geworden zal de Here zeggen, Ik ken u niet, Ik heb u nooit gekend.
Dit boek van het leven is het boek van de levenden. Als het ware een register van de inwoners van de hemel die er zijn en die er zullen komen. Er kunnen namen in geschreven worden maar ook kunnen namen worden uitgewist. Ook al spreken wij over uitverkiezing, uitverkoren zijn, dit mag nooit gebruikt worden om passief te worden. Om in slaap te vallen als zou het een rustbed zijn, want dan wordt het een doodsbed. Maar ieder die nog in zonde leeft, en voor wie de ogen daarvoor geopend worden, mag weten dat zijn naam geschreven zal worden indien hij zich bekeert.
καὶ ὁμολογήσω τὸ ὄνομα αὐτοῦ en daarom zal Ik belijden de naam van hem ἐνώπιον τοῦ πατρός μου voor het aangezicht van de Vader van Mij
Dit bevestigt en versterkt het geschreven zijn in het boek des levens. Jezus zelf staat voor hen in! Hij kent hen bij name. Als hun naam gelezen wordt dan zal Hij er bij zijn om te zeggen, “Ja die ken Ik!” Zie ook Matth 10: 32 19.
καὶ ἐνώπιον τῶν ἀγγέλων αὐτοῦ. en voor het aangezicht van de engelen van Hem.
Dit is al te lezen in Luk 12:8 20. Ja, de engelen kijken mee vol belangstelling. Zij komen vaak op aarde en rapporteren daarover in de hemel. Vaak schamen wij ons om duidelijk voor zijn Naam uit te komen. Waarom eigenlijk? Wij willen graag voor vol worden aangezien ook door de wereld om ons heen. Maar welke toekomst heeft die wereld? Jezus is als Enige opgestaan uit de dood. Hij komt terug, als een dief in de nacht. Moet Hij dan nog vragen “Ken Ik u?” “Wat heeft u met mijn woord gedaan?” “Gedenkt u mijn dood?” “Heeft u zich laten reinigen in mijn bloed?” “Mag Ik uw kleren zien?”
Laten wij op tijd wakker worden en blijven! De smaad verachten van hen die Hem niet willen kennen of verwerpen. Niet de eer zoeken van mensen, maar de eer van God. De laatste blijft eeuwig, roem van mensen nauwelijks een dag.
6 Ὁ ἔχων οὖς de hebbende (een) oor ἀκουσάτω τί τὸ πνεῦμα λέγει ταῖς ἐκκλησίαις. hij moet horen wat de Geest zegt tot de gemeenten.
Ieder die hoort wat de Geest ook tot deze gemeente van Sardis spreekt moet goed luisteren, zelfonderzoek doen en daar zijn eigen conclusies uit trekken en toepassen. Zie verder ook de opmerking bij Opb 2:7 21.
ga verder naar Opb 3:7-13
ga terug naar Opb 2:24-29
- Ez. 34:2 Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israel, profeteer en zeg tot hen, tot die herders: zo zegt de Here HERE: wee de herders van Israel, die zichzelf weiden! Moeten de herders niet de schapen weiden? 3 Het vet eet gij, met de wol kleedt gij u, het gemeste slacht gij, maar de schapen weidt gij niet; 4 zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde verbindt gij niet, afgedwaalde haalt gij niet terug, verlorene zoekt gij niet, maar gij heerst over hen met hardheid en geweldenarij. [↩]
- Mat 13:22 En bij wie in de dorens gezaaid is, dat is hij die het Woord hoort; maar de zorgen van deze wereld en de verleiding van de rijkdom verstikken het Woord, en het wordt onvruchtbaar. [↩]
- Rom 12:2 En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd/ veranderd door de vernieuwing van uw denken, [↩]
- Mat 24:42 Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt. 43 Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, in welke nachtwaak de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en in zijn huis niet hebben laten inbreken. 44 Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen. [↩]
- Thess 5:1 Maar van de tijden en de gelegenheden, broeders! hebt gij niet van node, dat men u schrijve. 2 Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in den nacht. 3 Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede, en zonder gevaar; dan zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw; en zij zullen het geenszins ontvlieden; [↩]
- 2 Petr 3:10 Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden. [↩]
- Jer 8:10b Want van klein tot groot is ieder van hen uit op winst. Van profeet tot priester, pleegt ieder van hen bedrog. 11 Zij genezen de breuk van de dochter van Mijn volk op het lichtst door te zeggen: Vrede, vrede! Maar er is geen vrede! [↩]
- Mark 13:7 Doch wanneer gij hoort van oorlogen en geruchten van oorlogen, weest dan niet verontrust. Dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. 8 Want volk zal opstaan tegen volk en koninkrijk tegen koninkrijk. Er zullen nu hier, dan daar, aardbevingen zijn en er zullen hongersnoden wezen. Dat is het begin der weeën. [↩]
- Lukas 17:26 En gelijk het geschiedde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen: 27 zij aten, zij dronken, zij huwden, en zij werden ten huwelijk genomen tot op de dag, waarop Noach in de ark ging en de zondvloed kwam en allen verdelgde. 28 Op dezelfde wijze als het geschiedde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. 29 Maar op de dag, waarop Lot uit Sodom ging, regende vuur en zwavel van de hemel en verdelgde hen allen. 30 Op dezelfde wijze zal het gaan op de dag, waarop de Zoon des mensen geopenbaard wordt. [↩]
- Opb 7:13 En een van de oudsten antwoordde en zeide tot mij: Wie zijn dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen?14 En ik sprak tot hem: Mijn heer, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking; en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams. [↩]
- Joh 8:12 Jezus dan sprak opnieuw tot hen en zei: Ik ben het Licht der wereld; wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben. [↩]
- 1 Joh 1:7 Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. [↩]
- Ef 5: 5 Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en God. 6 Laat niemand u misleiden met drogredenen, want door zulke dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid. 7 Doet dan niet met hen mede. 8 Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts, 9 (want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid), 10 en toetst wat de Here welbehaaglijk is 11 En neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmaskert ze veeleer, 12 want het is zelfs schandelijk om te noemen, wat heimelijk door hen wordt verricht;13 maar als dat alles door het licht ontmaskerd wordt, komt het aan de dag; want al wat aan de dag komt is licht. 14 Daarom heet het: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. [↩]
- Ps 69:28 Laten zij uit het boek des levens worden uitgedelgd, met de rechtvaardigen niet worden opgeschreven. [↩]
- Da 12:1 Te dien tijde zal Michael opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden. [↩]
- Mal 3:16 Dan spreken zij die de HERE vrezen, onder elkander, ieder tot zijn naaste: De HERE bemerkte het toch en hoorde het en er werd een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die de HERE vrezen en zijn naam in ere houden. [↩]
- Luk 10: 19 Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen. 20 Evenwel, verheugt u niet hierover, dat de geesten zich aan u onderwerpen, maar verheugt u, dat uw namen staan opgetekend in de hemelen. [↩]
- Mat 7: 22 Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? 23 En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid. [↩]
- Een ieder dan, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook Ik belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is; [↩]
- Ik zeg u: Een ieder, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen Gods; [↩]
- In de Evangeliën zegt Jezus vaak “wie oren heeft die hore”. Dan steeds in meervoud: oren. Maar ook met één oor kun je dit verstaan. De Geest spreekt tot de gemeenten in meervoud. Het geldt allen en in alle tijden. De zegswijze geeft aan dat de Heilige Geest de woorden van Jezus overneemt en bij herhaling zal doen horen. Het zijn de woorden van God. Er zijn uitleggers die de zeven brieven zien als zeven perioden van de kerk in de loop van de tijd. Dat idee wordt vooral gevonden bij hen die het dispensationalisme aanhangen. Dat er zo zachtjes aan zeventig maal zeven verschillende modellen voor het verloop van de eindtijd zijn ontstaan is al een teken aan de wand. Bij het bedenken van dit soort schema’s wordt te snel over het hoofd gezien dat de gemeente wereldwijd te vinden is. Wat voor de gemeente in het moderne westen geldt, geldt niet voor bijvoorbeeld de gemeente in Afrika. Dat zo een systeem van uitleg voor de zeven gemeenten niet werkt blijkt bijvoorbeeld uit Opb 2:23 in de brief aan de gemeente te Thyatira. Daar grijpt de Here Jezus zelf in om een eind te maken aan een valse profetes, Izebel, genoemd. Er staat bij dat alle gemeenten horen van wat Hij daar heeft gedaan. Hoe moeten gemeenten uit een vroegere tijd, die niet meer bestaan, nog horen wat later gebeurt? [↩]