Ga naar de inhoud

Openbaring hoofdstuk 2 vers 24-29

Openbaring in het kort, een overzicht
Introductie op Openbaring
Hoofdstukken Openbaring
hoofdpagina site

HSV 24 Maar Ik zeg tegen u, en tegen de overigen in Thyatira, voor zover zij deze leer niet hebben en zij, zoals zij dat noemen, de diepten van de satan niet hebben leren kennen: Ik zal u geen andere last opleggen 25 dan deze: Houd vast aan wat u hebt totdat Ik kom. 26 En wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken. 27 En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf – zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld worden – zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen. 28 En Ik zal hem de morgenster geven. 29 Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.

NBG51 24 Doch Ik zeg tot u allen, die voorts te Tyatira zijt, en deze leer niet hebt en die niet, gelijk zij zeggen, de diepten des satans hebt leren kennen: Ik leg u geen andere last op. 25 Maar wat gij hebt, houdt dat vast, totdat Ik gekomen ben. 26 En wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal Ik macht geven over de heidenen; 27 en hij zal hen hoeden met een ijzeren staf, als aardewerk worden zij verbrijzeld, gelijk ook Ik van mijn Vader ontvangen heb, 28 en Ik zal hem de morgenster geven. 29 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.

NBV21 24 Tegen de rest van u in Tyatira, al degenen die haar leer niet aanhangen en die zich niet hebben verdiept in de zogenaamde verborgenheden van Satan, zeg Ik: ‘Ik leg u maar één last op: 25 houd vast aan wat u hebt, totdat Ik kom.’ 26 Wie overwint en tot het einde blijft doen wat Ik wil, zal Ik macht geven over alle volken. 27 Met een ijzeren herdersstaf zal hij hen hoeden, als aardewerk worden ze verbrijzeld. 28 Ik geef hem macht, zoals mijn Vader die aan Mij heeft gegeven. En Ik zal hem ook de morgenster geven. 29 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.”

Macht en licht voor wie zich niet laten misleiden

24 ὑμῖν δὲ λέγω Tot jullie echter Ik zeg τοῖς λοιποῖς τοῖς ἐν Θυατείροις, tot de overigen in Thyatira
Het is duidelijk dat nu een andere groep dan in vers 23 wordt aangesproken.
ὅσοι οὐκ ἔχουσιν τὴν διδαχὴν ταύτην, zovelen als niet hebbend de leer, deze,
Velen zijn gelukkig geen kinderen van Izebel, zij hebben haar leer niet overgenomen. Deze overigen zijn duidelijk te herkennen.
οἵτινες οὐκ ἔγνωσαν τὰ βαθέα τοῦ σατανᾶ en die niet kennen de diepten van de satan ὡς λέγουσιν zoals zij zeggen,
Kennelijk zoeken de volgelingen van Izebel naar communicatie met de satan. In de beweging van New Age gebeurt dat opnieuw. Meedoen met tempelprostitutie, was voor een bepaalde richting onder de gnostici, niet bezwaarlijk. Velen van hen meenden dat het er toch niet toe deed hoe je met je lichaam omging. Dat lichaam was toch maar materie zonder enige geestelijke dimensie. Veel belangrijker was het om de diepten van de eigen geest te leren kennen. Gnostici zochten naar “de beste”, de diepste spirituele ervaringen, het moest allemaal zelf ervaren worden. “Wie geen weet heeft van zichzelf weet niets, maar wie zichzelf kent heeft ook kennis verworven van de diepte van het Al”. Dat kon je niet beschrijven, dat kon je niet delen, het moest door goddelijke intuïtie in het eigen hart gekend worden. Via meditatie en geestelijke experimenten dus proberen een ‘hoger’ geestelijk niveau te bereiken. Volgens sommige gnostici was er daarbij ook geen wezenlijk verschil tussen God en satan. Beiden behoorden tot de godheid, het waren twee kanten van dezelfde God. Daarom, om God echt te leren kennen, betekende dit ook dat je satan moest leren kennen. Dan had je de diepste kennis bereikt. Maar om de ‘diepten van God’ te leren kennen is de weg al gewezen in 1 Cor 2: 6 1. Wie geleid wordt door de Geest van God hoeft niet verder te zoeken naar wijsheid, die heeft de hoogste wijsheid gevonden.
οὐ βάλλω ἐφ’ ὑμᾶς ἄλλο βάρος, niet Ik zal werpen op jullie (een) andere last, Een uitdrukking die ook te lezen is als uitkomst van het eerste ‘concilie’ te Jeruzalem zoals beschreven in Hand 15:28 2. Deze apostolische vermaning, om zich te onthouden van wat aan de afgoden is geofferd, is ook hier zeer van toepassing. In Thyatira was deze boodschap uit Jeruzalem zeker bekend. Maar Izebel en haar aanhangers waren het er duidelijk niet mee eens. Dat de gnostiek in die tijd volop in opkomst was blijkt ook uit bijv. de eerste brief van Johannes. Hij schrijft dat je zulke ‘nieuwe kennis’ gerust mag negeren. De Heilige Geest, die de gelovige heeft gezalfd, leert wat echte waarheid is 3.

25 πλὴν behalve deze:
ὃ ἔχετε wat jullie hebben κρατήσατε houdt (het) vast ἄχρι [ς] οὗ ἂν ἥξω. totdat Ik kom
Toch nog een last, een opdracht voor hen die in Thyatira al zo goed bezig zijn. Meer ‘werken’ hoeft niet, want hun laatste werken zijn al overvloediger dan de eerste. Maar meer willen weten, meer willen ervaren, dat moet niet gezocht worden. “Gewoon” zo blijven doorgaan tot Jezus terug komt.

26 Καὶ ὁ νικῶν En de overwinnende καὶ ὁ τηρῶν ἄχρι τέλους en de bewarende, tot het einde,
Ook in de vorige gemeenten werd gesproken over de overwinnende, maar dan zonder de toevoeging,“bewarende tot het einde”. Dit geeft aan ’tot het einddoel’: de vereniging met Christus als Hij terug is gekomen. Daar valt de nadruk op. Zijn zijn al aan het overwinnen, daarom geen nieuwe last. Maar zo doorgaan totdat Jezus terug komt. Of tot Hij wordt ontmoet als de overwinnaar voor die tijd ontslaapt.
τὰ ἔργα μου, de werken van Mij
De werken die Jezus deed, blijven doen. Zie over werken ook het commentaar bij vers 23. Werken zoals Jezus daarover sprak in het Johannes Evangelie: “Ik moet werken de werken van mijn Vader.” Steeds benadrukte Jezus dat Hij niets vanuit zichzelf deed. De gelovigen in Thyatira moeten doen wat Hij in hen werkt 4.
δώσω αὐτῷ ἐξουσίαν ἐπὶ τῶν ἐθνῶν Ik zal geven aan hem macht over de heidenvolken
Het woord voor (heiden)volken (ethnē) ziet op de volken buiten Israël. Het wordt gewoonlijk vertaald met heidenen. De gelovigen uit de ‘heidenen’ horen hier niet meer bij, zij horen nu ook bij Israël. Het woord voor (heiden)volken komt 23 keer voor in Openbaring, vrijwel steeds in een negatieve context. Soms pakt het positief uit bijv. als het gaat om de grote schare uit alle volken…. die gezien worden voor de troon in de hemel 5. Maar daar aangekomen horen zij niet meer bij de volken buiten Israël. Ook zij zijn opgenomen in het volk van God. Net als bij enkele vorige gemeenten zijn de overwinnende gelovigen de ‘echte Nicolaieten’! Want nico-laus betekent immers: de nicoon, de overwinnaar van het volk. (De schoenen van Nike heten niet voor niets zo, die geven je de overwinning) 

27 καὶ ποιμανεῖ αὐτοὺς En hij zal hoeden hen ἐν ῥάβδῳ σιδηρᾷ in (een regime van) staf van ijzer:
De overwinnende gelovige zal delen in de macht waarmee Jezus zich in deze brief heeft bekend gemaakt. Daar wijzen zijn voeten van gloeiend heet koperbrons op 6. Een staf van ijzer is geen normale herdersstaf, het is een hard wapen om een oordeel mee uit te voeren. Een herdersstaf heeft gewoonlijk twee doelen: leiding geven, corrigeren, zacht aandringen, maar als het moet ook als wapen gebruiken als vijanden opdagen. Toen Mozes de eerste maal met zijn staf de Rode Zee raakte werd er een doorgang geopend op het droge voor het volk van Israël. Maar toen Mozes met diezelfde staf het water daarna weer raakte sloten zich de wateren over het leger van Farao. Een staf van ijzer is onbuigzaam en onbreekbaar. In Openbaring 12:5 en 19:15 komt nogmaals het beeld terug dat de Messias regeert met een ijzeren staf. Jezus is de onbetwistbare overwinnaar waar alle vijanden zich aan zullen moeten onderwerpen. In de gemeente van Thyatira laat Hij dat zien door Izebel op een ziekbed te werpen en door haar ‘kinderen’, haar fanatieke discipelen te doden. De overwinnende gelovige moet uit deze belofte geen gevoelens van wraak in zich op laten komen. Wel wordt hij gesterkt in het maken van de goede keus om alleen Jezus te blijven volgen in werken van liefdebetoon en oproepen tot bekering. Daarbij in het besef dat de vijanden in de gemeente geen tegenpartij van betekenis zijn. Hun macht, hun sterkte is voos, stelt niets voor. En als het moet, moet hij, net als Jezus, zich ‘hard’ tegen hen opstellen als zij zich niet willen bekeren.
ὡς τὰ σκεύη τὰ κεραμικὰ συντρίβεται, zoals (wanneer) de vaten, de aardewerken, worden verbrijzeld
ὡς κἀγὼ εἴληφα zoals ook Ik, Ik ontvangen heb παρὰ τοῦ πατρός μου, van de Vader van Mij.
Dit is vervulling van de profetie in psalm 2 7. Allen die weigeren voor Koning Jezus te buigen, zullen omkomen als aardewerk dat wordt verbrijzeld. Een enkel tikje met een ijzeren staf op een leeg aardewerken vat is voldoende om het in scherven uiteen te doen vallen.
Dit laatste zinsdeel, vers 27b kan volgens sommigen beter worden samengevoegd met het volgende vers. Maar gezien de achtergrond van psalm 2 ligt het voor de hand deze macht van Jezus te betrekken op het oordelen van de volken.

28 καὶ δώσω αὐτῷ τὸν ἀστέρα τὸν πρωϊνόν. En Ik zal geven hem de ster, die van de (vroege) morgen.
Na de zon en de maan is Venus het meest heldere hemellichaam. Zo kan, afhankelijk van de loop van de planeten, Venus in de ochtendschemering de meest heldere ‘ster’ zijn die als een heraut het licht van de nieuwe dag aankondigt. In het Grieks werd Venus de Phosphoros genoemd, in het Latijn Lucifer. Beiden betekenen lichtdrager. In de gnosis was men op zoek naar verlichting van de innerlijke mens. Het ging hen niet om verlossing, het ging om zelfontplooiing, zelfbevestiging, jezelf bevrijden uit de donkere kerker van de materie. De Here Jezus zal de overwinnende de morgenster geven, zo kunnen zij het licht van zijn komst nu al zien. Jezus zelf heet ook de Morgenster zoals blijkt uit Openbaring 22:16 8. Als de Morgenster zal Hij schijnen op de nieuwe aarde. Zon en maan zijn dan niet meer nodig. Hij overstraalt allen en alles, Hij geeft licht als de zon (Opb 1). Petrus spreekt in een ander verband ook over de morgenster, die de harten van de gelovigen in het licht zal stellen. Het profetische woord is daarvan de voorloper 9.
Jezus regeert met zijn Heilige Geest in de harten van de gelovigen in Thyatira. Zo zullen de overwinnenden in Thyatira echte lichtdragers zijn. Zij mogen verder gaan op de goede weg die zij al volop bewandelen. Dit licht willen vinden door eerst de diepten van satan te verkennen (vs 24) zal niet werken, dat eindigt in de eeuwige duisternis.

29 Ὁ ἔχων οὖς ἀκουσάτω τί τὸ πνεῦμα λέγει ταῖς ἐκκλησίαις. De hebbende (een) oor hij moet horen wat de Geest spreekt tot de gemeenten
Zie opmerking bij Opb. 2:7, In de Evangeliën zegt Jezus vaak “wie oren heeft die hore”. Dan steeds in meervoud: oren. Maar ook met één oor kun je dit verstaan. De Geest spreekt tot de gemeenten in meervoud. Het geldt allen en in alle tijden. De zegswijze geeft aan dat de Heilige Geest de woorden van Jezus overneemt en bij herhaling zal doen horen. Het zijn de woorden van God. Er zijn uitleggers die de zeven brieven zien als zeven perioden van de kerk in de loop van de tijd. Dat idee wordt vooral gevonden bij hen die het dispensationalisme aanhangen. Dat er zo zachtjes aan zeventig maal zeven verschillende modellen voor het verloop van de eindtijd zijn ontstaan is al een teken aan de wand. Bij het bedenken van dit soort schema’s wordt te snel over het hoofd gezien dat de gemeente wereldwijd te vinden is. Wat voor de gemeente in het moderne westen geldt, geldt niet voor bijvoorbeeld de gemeente in Afrika. Dat zo een systeem van uitleg voor de zeven gemeenten niet werkt blijkt bijvoorbeeld uit deze de brief aan de gemeente te Thyatira. Hier grijpt de Here Jezus zelf in om een eind te maken aan een valse profetes, Izebel, genoemd. Er staat bij dat alle gemeenten horen van wat Hij daar heeft gedaan. Hoe moeten gemeenten uit een vroegere tijd, die niet meer bestaan, nog horen wat later gebeurt?.

ga verder naar Opb 3:1-6
ga terug naar Opb 2:20-23

  1. Toch spreken wij wijsheid bij hen, die daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de beheersers dezer eeuw, wier macht teniet gaat, 7 maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. 8 En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben. 9 Maar, gelijk geschreven staat: Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen, die Hem liefhebben. 10 Want ons heeft God het geopenbaard door de Geest. Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods. 11 Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? Zo weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods. 12 Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is. 13 Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn, zodat wij het geestelijke met het geestelijke vergelijken. 14 Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is. []
  2. Want het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke: 29  onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hier voor wacht, zult gij wel doen. Vaart wel! []
  3. 1 Joh 2: 24  Wat u betreft, wat gij van den beginne gehoord hebt, moet in u blijven. Indien in u blijft, wat gij van den beginne gehoord hebt, dan zult gij ook in de Zoon en in de Vader blijven. 25  En dit is de belofte, die Hij zelf ons beloofd heeft: het eeuwige leven. 26  Dit heb ik u geschreven over hen, die u misleiden. 27  En wat u betreft, de zalving, die gij van Hem ontvangen hebt, blijft op u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere; maar, gelijk zijn zalving u leert over alle dingen, en waarachtig is en geen leugen, blijft in Hem, gelijk zij u geleerd heeft. []
  4. Joh 14: 9  Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader? 10  Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken. 11  Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is: of anders, gelooft om de werken zelf. 12 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader; 13  en wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. 14  Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen. []
  5. Opb 7:9 Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. []
  6. zie ook bij Opb 1:15 []
  7. Ps 2:6  Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg. 7 Ik wil gewagen van het besluit des HEREN: Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt. 8  Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit. 9  Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots, hen stukslaan als pottenbakkerswerk. 10  Nu dan, gij koningen, weest verstandig, laat u gezeggen, gij richters der aarde. 11 Dient de HERE met vreze en verheugt u met beving. 12  Kust de zoon, opdat hij niet toorne en gij onderweg niet te gronde gaat, want zeer licht ontbrandt zijn toorn. Welzalig allen die bij Hem schuilen! []
  8. Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om bij u in de gemeenten van deze dingen te getuigen. Ik ben de Wortel en het Nageslacht van David, de blinkende Morgenster. []
  9. Petr. 1:19 En wij achten het profetische woord daarom des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster (phosphoros) opgaat in uw harten. []