Ga naar de inhoud

Openbaring hoofdstuk 2 vers 4-7

Openbaring in het kort, een overzicht
Introductie op Openbaring
Hoofdstukken Openbaring
hoofdpagina site

HSV 4 Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten. 5 Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert. 6 Maar dit hebt u vóór, dat u de werken van de Nikolaïeten haat, die ook Ik haat. 7 Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik te eten geven van de Boom des levens, die midden in het paradijs van God staat.

NBG51 4 Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde verzaakt hebt. 5 Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt en bekeer u en doe (weder) uw eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik tot u en Ik zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, indien gij u niet bekeert. 6 Doch dit hebt gij, dat gij de werken der Nikolaïeten haat, welke ook Ik haat. 7 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik geven te eten van de boom des levens, die in het paradijs Gods is.

NBV21 4 Maar dit heb I tegen u: u hebt de liefde van weleer opgegeven. 5 Bedenk van welke hoogte u gevallen bent. Kom tot inkeer en doe weer als vroeger. Anders kom Ik naar u toe en neem Ik, als u geen berouw toont, uw kandelaar van zijn plaats. 6 Het pleit echter voor u dat u net als Ik de praktijken van de Nikolaïeten verafschuwt. 7 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal ik laten eten van de levensboom die in Gods paradijs staat.”

Maar dit moet beter

4 ἀλλ’ ἔχω κατὰ σοῦ Maar Ik heb tegen u
Het “maar” waar de zin mee begint valt op, dat is om van te schrikken.
ὅτι τὴν ἀγάπην σου dat de liefde van u, τὴν πρώτην ἀφῆκες. de eerste (die van het begin), u hebt verwaarloosd/ losgelaten,
Wat is dat die eerste liefde? Zijn het die sterke gevoelens die horen bij het voor de eerste keer duidelijk mogen ontdekken en ervaren dat God je liefheeft? Nee, dat gevoel kan en zal niet blijven. Dat gaat voorbij, inderdaad zoals bij een verliefdheid. Wij willen dat wel vasthouden en blijven het misschien ook voortdurend zoeken maar dat zal vaak een vruchteloos zoeken blijven.
Paulus schreef over de begintijd van de gemeente dat zij liefde hadden tot al de heiligen 1. Het gaat om liefdebetoon, om ‘agape’ niet om de ‘filia’. Denk aan de woordenwisseling tussen de opgestane Here Jezus en Petrus in Johannes 21:15-17. Petrus heb jij Mij liefgehad, d.w.z. liefde aan Mij bewezen (agape)? Tot twee keer toe wordt het herhaald en tot twee keer toe moet Petrus zeggen, nee. Maar ik houd wel van U, ik voel liefde voor U (filia). Bij de derde keer (!) gebruikt de Here Jezus de woorden van Petrus. Is het echt waar, houd (filia) je echt van Mij? Waarom heb ik dat dan niet gezien toen je Mij verloochende? Petrus werd hier heel verdrietig van, maar de Here Jezus geeft Petrus na elke vraag steeds een opdracht. Zo kan hij zijn liefhebben in de praktijk gaan tonen. Hij wordt niet uitgeschakeld vanwege zijn falen. En deze confrontatie zal zijn geloof en inzet versterkt hebben. Ook deze gemeente te Efeze wordt niet aan de kant gezet. Overigens wordt in Opb. 3:19 liefde als gevoel (filia) wel genoemd door de Here Jezus, Hij geeft daar aan dat Hij nog altijd liefde voelt voor de geestelijk dode gemeente te Laodicea!
Het volgende vers 5 legt duidelijk uit waar het hier om gaat. De werken die zij in het begin van hun bekering deden, moeten zij weer gaan doen. Een gemeente als Efeze die zo hard heeft gestreden voor het zuiver houden van de leer loopt groot gevaar. Als dat zoveel tijd en aandacht vraagt kan het lijken dat dit de hoofdzaak van het geloof is. Zij hebben terecht kritisch op de zuiverheid van de leer gelet, daarover gewaakt. Ook over de verkondigers daarvan. En dat vindt de Here Jezus ook heel goed, dat stond in de vorige verzen. Maar al die aandacht en gerichtheid mag niet alle inspanning (blijven) vragen, daar niet in blijven hangen. Zoiets kan ook leiden tot veel gepraat over allerlei zinloze kwesties, zoals die genoemd worden in de eerste brief van Paulus aan Timotheüs 2.
De brieven aan Timotheüs zijn van belang, omdat Timotheüs in Efeze werkte en deze zo een inkijkje in de achtergrond van de gemeente geven. Daarom kan hier nog een ander probleem spelen, nl. dat velen belust waren op geld. In een stad van handel niet vreemd. Dat maakt gemakkelijk egoïstisch. Veel geld krijgen wordt wel een zegen van God genoemd en verbonden aan daar recht op hebben, loon voor hard werken. Maar als het gaat om winst behalen, schrijft Paulus op het eind van zijn 1e brief aan Timotheüs dat er ook op een andere manier winst te behalen valt 3 en 4.
In Efeze moeten zij terug naar een andere stijl van gemeente zijn, naar de stijl van het begin! Zie Tim 6:18 om wel te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam,

5 μνημόνευε οὖν Herinner u dan πόθεν πέπτωκας waarvan u uitgevallen bent
De eerste stap die zij nu moeten nemen is zich bezinnen, in herinnering brengen, gedenken. Waar zijn wij nu eigenlijk mee bezig? Hoe was het vroeger? Dat was toch een veel beter leven, een heel ander geestelijk niveau. Waarom kon dat toen wel? Is de Here veranderd? Moet Hij of moeten wij veranderen?
καὶ μετανόησον en bekeer u
Dat is de volgende stap na de bezinning. De gemeente, die als geheel wordt aangesproken, moet zich bekeren. Zij zijn verkeerd gericht, de focus is niet goed, het lijkt alleen om de leer te gaan, hoe goed ook op zichzelf. Het doen van liefdewerken hebben zij achteloos laten varen, uit het oog verloren, wellicht niet eens bewust. Maar nu zij daarvan los zijn geraakt kunnen zij nog terug!
καὶ τὰ πρῶτα ἔργα ποίησον en de eerste werken doe (die!).
De derde stap. Er staat niet dat zij meer liefde moeten gaan voelen voor de Here Jezus en toch is het de vraag of je wel liefdewerken kunt verrichten als die liefde er niet is. Het besef moet levend zijn en levend gehouden worden dat het een onvoorstelbaar grote genade is om vrijgekocht te zijn door Jezus. Daarin ligt de krachtbron van het Evangelie die aanzet tot het doen van deze eerste werken. Opkomen voor de goede leer en daar steeds strijd voor leveren kan ook het idee geven dat dit de goede werken zijn die gedaan moeten worden. Maar dit zijn zeker niet de eerste werken. Het zijn de laatste werken. Zij moeten zich weer richten op het in liefde dienen van elkaar en van naasten in de omgeving die dat nodig hebben. Aandacht voor de leer in de juiste proporties zien, beseffen dat het een valstrik kan zijn om alleen daarop gespitst te zijn. Het besef voeden dat de Here aan wil geven wanneer daar echt aandacht voor nodig is, dat niet allemaal zelf in handen willen houden. Paulus heeft in zijn brief aan hen, van zo een 40 jaar daarvoor, al een goed advies gegeven 5.
εἰ δὲ μή, Indien echter niet… ἔρχομαί σοι 6 Ik kom tot u
Dit duidt niet op de spoedige wederkomst van Jezus, maar op een bezoek voorafgaand aan dat moment met mogelijk ernstige consequenties.
καὶ κινήσω τὴν λυχνίαν σου en Ik verplaats de kandelaar van u ἐκ τοῦ τόπου αὐτῆς, ἐὰν μὴ μετανοήσῃς weg van de plaats van hem, indien niet u zich bekeert.
In de brieven is steeds een verband aanwezig tussen hoe Jezus zich aankondigt en hoe hij de gemeente aanspoort en bemoedigt. Hier staat de gedachte van de kandelaar centraal. En wat betreft de bode, daar moeten zij met respect naar luisteren, ook al valt de boodschap niet mee. Hij spreekt namens Jezus en is een ster in zijn hand. Hij komt met een stevige waarschuwing. Het voorbeeld van het verwoeste Jeruzalem lag nog vers in het geheugen. De Here God had niet verhinderd dat de kandelaar uit Jeruzalem weg werd gevoerd. Dat betekende niet dat er geen enkele gelovige meer was in Jeruzalem. Dat betekent ook niet dat, mocht de Here de kandelaar wegnemen, er dan geen enkele gelovige meer in de gemeente van Efeze gevonden zou worden. Maar de Naam van de Here zou dan niet langer aan de gemeente als geheel verbonden zijn. De gemeente zou geen stad op een berg meer zijn die licht geeft. De onbekeerde gemeente zou immers een verkeerd beeld geven van wie Jezus, wie God is. En dan wordt de kandelaar weggenomen zoals dat later in vrijwel geheel Asia, Klein Azië, het huidige Turkije is gebeurd.
Een gemeente als kandelaar, als vertegenwoordiger van het lichaam van de Here Jezus, moet alle facetten laten zien van het werk van de Here Jezus. Een gezonde gemeente met een gezonde leer en een gemeente die liefde betoont. Waar de Here Jezus in rondwandelt en alle genadegaven schenkt die nodig zijn om gezond te blijven en te leven tot zijn eer. Dan zullen er geroepenen zijn die in de leer bezig zijn en er zullen er ook zijn die alle aandacht geven aan dienen in liefdebetoon. Zoals gebeurde in de eerste gemeente volgens Handelingen 6. Daar werden diakenen aangesteld voor het liefdebetoon, opdat de apostelen konden volharden in de leer en in de gebeden. Zo moeten alle leden samen één lichaam vormen, elkaar respecteren en ondersteunen in de gaven die ieder afzonderlijk heeft ontvangen. De les is dat het geheel van een gemeente niet in eenzijdigheid mag vervallen. Voor de gemeente die lijkt op Efeze geldt ook de waarschuwing, die Paulus richtte aan de gemeente van Korinthe 7.

6 ἀλλὰ τοῦτο ἔχεις, Maar dit u hebt,
ὅτι μισεῖς τὰ ἔργα τῶν Νικολαϊτῶν dat u haat de werken van de Nikolaïeten ἃ κἀγὼ μισῶ die ook Ik haat.
De vorige ernstige oproep tot bekering wordt nog wat verzacht, toch nog een bemoediging. Zij moeten aan het werk, dat is duidelijk, maar je kunt ook verkeerde werken verrichten. En dat hadden zij ook goed door in Efeze. De werken, de daden van de Nikolaïeten worden door de gemeente herkend als helemaal verkeerd. Er staat niet dat deze mensen worden gehaat! Er is verschil tussen de zonde en de zondaar. Het is niet echt duidelijk om wat voor daden het hier ging. Bij de bespreking van de boodschap aan Thyatira wordt nog wat meer gezegd over deze groep. Het gaat duidelijk niet om de eerder genoemde groep van verkeerde apostelen. Het zijn aanhangers van een zekere Nicolaüs. Die naam betekent “overwinnaar van het volk”. Kerkvader Irenaeus (begin 2e eeuw) beweerde dat Nicolaüs, een tot Jezus bekeerde proseliet, uit Antiochië zou zijn. Hij zou volgens hem gehoord hebben bij een van de zeven diakenen die worden genoemd in Handelingen 6 8. Of dat zo is blijft een open vraag. Nicolaüs zou verbonden zijn geraakt met de gnostici. Die meenden na hun bekering vooral het licht in zichzelf te bezitten. Zij waren trots geworden op hun eigen geloof. Zo waren zij zeer op zichzelf gericht en zagen zich als overwinnaars in het geloof. Het geloof bracht hen een grote spirituele winst, het voerde hen in een verheven en heerlijke toestand van innerlijke verlichting. En dat was het enige wat telde, wat zij met hun vleselijke lichaam deden was verder totaal onbelangrijk. Daar kon je eigenlijk niet meer mee zondigen ongeacht wat je er mee deed. Je kon gerust naar de hoeren gaan, je geest werd er niet door aangetast. Dat lichaam deugde toch niet en was eigenlijk geen deel meer van henzelf. Paulus zag dit soort denken al in de gemeente van Korinthe 9. In hun ogen werden mensen die nog niet zo ver waren geminacht. Dat waren zwakken in het geloof. Zij zullen zich zelf wellicht beschouwd hebben als sterken in het geloof zoals Paulus daarover schrijft in Romeinen 14 en 15 10. Als gevolg van dit denken waren er ook die zich afzonderden in ascese. Die bekommerden zich totaal niet meer om de wereld om hen heen. Maar door zich helemaal te concentreren op het steeds beter en sterker beleven van hun toestand van innerlijke verlichting, van diep beleefde spiritualiteit, waren zij rijk in zichzelf. Zo ook zeer egoïstisch en oog voor hun medemensen zullen zij niet hebben gehad. Zij deden zeker geen moeite om liefde te betonen aan anderen. Als men in Efeze oog had voor deze gnostische dwalingen dan was dat zeker in hen te prijzen.

7 Ὁ ἔχων οὖς de hebbende (een) oor
ἀκουσάτω τί τὸ πνεῦμα λέγει ταῖς ἐκκλησίαις. die moet horen wat de Geest zegt tot de gemeenten
In de Evangeliën zegt Jezus vaak “wie oren heeft die hore”. Dan steeds in meervoud: oren. Maar ook met één oor kun je dit verstaan. De Geest spreekt tot de gemeenten in meervoud. Het geldt allen en in alle tijden. De zegswijze geeft aan dat de Heilige Geest de woorden van Jezus overneemt en bij herhaling zal doen horen. Het zijn de woorden van God. Er zijn uitleggers die de zeven brieven zien als zeven perioden van de kerk in de loop van de tijd. Dat idee wordt vooral gevonden bij hen die het dispensationalisme aanhangen. Dat er zo zachtjes aan zeventig maal zeven verschillende modellen voor het verloop van de eindtijd zijn ontstaan is al een teken aan de wand. Bij het bedenken van dit soort schema’s wordt te snel over het hoofd gezien dat de gemeente wereldwijd te vinden is. Wat voor de gemeente in het moderne westen geldt, geldt niet voor bijvoorbeeld de gemeente in Afrika. Dat zo een systeem van uitleg voor de zeven gemeenten niet werkt blijkt bijvoorbeeld uit Opb 2:23 in de brief aan de gemeente te Thyatira. Daar grijpt de Here Jezus zelf in om een eind te maken aan een valse profetes, Izebel, genoemd. Er staat bij dat alle gemeenten horen van wat Hij daar heeft gedaan. Hoe moeten gemeenten uit een vroegere tijd, die niet meer bestaan, nog horen wat later gebeurt?
Ὁ Τῷ νικῶντι Aan de overwinnende
Hier geeft het grondwoord (nikoonti) aan dat het om een echte Nico gaat, iemand die blijvend aan het overwinnen is. Geen Nicolaüs! Deze Nico wil nog luisteren en zich bekeren! Hij is niet in hoger sferen, meent niet met zijn lichaam te kunnen doen wat hij maar wil. Niet overmatig eten en drinken, geen brasserij. Het is niet iemand die zich beroemt op zijn geestelijke staat. Niet iemand die constant geld oppot en niet uitdeelt. Niet de ijveraar voor de wet die geen oog heeft voor barmhartigheid. Maar dit is iemand die naar zijn Heiland opziet, schuld belijdt en van Hem leert wat dienen en liefhebben is. Die leeft uit de kracht van het kruis waar Gods liefde het meest duidelijk getoond is. Die ook als een gekruisigde wil leven. Niet zijn eigen koninkrijk op aarde wil vestigen, maar in navolging van zijn Heiland strijdt om het Koninkrijk van de hemel binnen te gaan. Die echt tevreden kan zijn met voedsel, kleding en onderdak. Die zich dingen kan ontzeggen, geen aardse rijkdom zoekt en daar ook niet naar haakt (zie ook boven 1 Tim 6:6 bij noot 3 ).
δώσωἔχων οὖς αὐτῷ φαγεῖν Ik zal geven hem te eten ἐκ τοῦ ξύλου τῆς ζωῆς, vanuit de boom/het hout van het leven
Door ongehoorzaamheid verloor de mens in het paradijs de toegang tot de boom van het leven 11. Maar door het offer van de Here Jezus is de toegang tot de boom van het leven, tot het eeuwige leven weer geopend. Na de wonderbare spijziging (Johannes 6) komen de scharen Jezus achterna. Hij ontwijkt hen, omdat zij alleen belust zijn op verzadiging met dagelijks voedsel 12. Want dan zouden zij daar niet meer voor hoeven werken. Maar Jezus heeft hen alleen een teken laten zien, het gaat Hem om iets veel belangrijkers 13. Zijn lichaam werd gekruisigd en zijn bloed werd gestort op de aarde opdat wie aan dat offer blijvend geloof hecht, verzoening met God vindt en eeuwig leven.
In dit vers staat voor boom het Griekse woord xulon, en dat betekent hout. Wij kennen het gebruik van xulon in de xylofoon, een muziekinstrument met houten plankjes van verschillende lengte die elk een andere toon geven als zij worden aangetikt. Het gangbare woord voor boom in het Grieks is echter dendron. Een rhodo-dendron bijvoorbeeld is een ‘rode boom’. Dat in Openbaring de boom van het leven met xulon wordt aangeduid past bij de Septuagint vertaling, de Griekse vertaling van het OT. Het oorspronkelijke Hebreeuwse woord ets in het OT kent geen onderscheid tussen hout en boom. De Septuagint vertalers kozen in hun vertaling voor dendron als het niet om vruchtbomen ging. Vaak betrof het dan altijd groene bomen die een centrum werden van afgodendienst.
Het aansluiten bij de Septuagint met xulon in Openbaring voor de boom van het leven (ook in Opb 22:2 en 22:14), een vruchtboom, is best opmerkelijk omdat dit in de Evangeliën niet gebeurt. Daar wordt voor vruchtbomen ook wel dendron gebruikt 14,15. Het woord xulon is afgeleid van ‘schaven’ en komt 19 maal voor in het NT en betekent dan gewoon hout. Zo ook in Openbaring, nl. in 18:12 als welriekend hout, als kostbaar hout 16 en in Opb 9:20 dat spreekt over houten afgoden. Dat xulon wordt gebruikt voor de boom van het leven kan zijn omdat xulon in het NT vaak het kruis aanduidt als het hout 17, 18, 19, 20, 21. De Here Jezus spreekt in Lukas 23:31 22 over het groene hout in tegenstelling tot het dorre, het dode hout. Hij doelt dan op Zichzelf als het nog levende hout, in tegenstelling tot dood hout, mensen waar ‘geen leven in zit’.
Overigens komt in Openbaring dendron wel voor, is dus niet ongewoon. Maar dan gaat het, net als in de Septuagint, niet om vruchtbomen 23,24,25,26.
In Openbaring staat het Lam, dat staat als geslacht, centraal. Zo staat ook het kruis, het hout, centraal. Om te kunnen overwinnen moet geleefd worden uit de krachtbron van de gekruisigde en opgestane Christus. Dat is leren het vlees te kruisigen, te doden, ook het ‘geestelijk opgepoetste vlees’, maar daarbij ook opstaan als een nieuw geboren mens en vrucht dragen. Als de Here Jezus zegt dat Hij overwinnaars te eten zal geven van de boom van het leven, dan is de voorsmaak daarvan al mogelijk bij het gedenken van de dood van de Here Jezus, bij het Heilig Avondmaal.
ὅ ἐστιν ἐν τῷ παραδείσῳ τοῦ θεοῦ. die is in 27 het paradijs van God.
Paradijs is een leenwoord uit het Perzisch, het wijst op omtuind zijn, een besloten park, een hof omringd door een muur. In de gemeente, de “eruit geroepenen”, de uit de wereld geroepenen, mag al iets van dat paradijs worden beleefd en gezien. Dat aan het kruis van de Here Jezus Christus het eeuwige leven ontspringt lijkt niet te ver gezocht. Dat hout associëren met de boom van het leven in het paradijs van God kan worden gelezen in Openbaring 22 28. Het Lam dat geslacht was kwam in het centrum van de hemel te staan, bij de troon naast God. Dat is dan ook staan in het midden van het paradijs van God.

Ga verder naar Opb 2:8-11
Ga terug naar Opb 2:1-3

  1. Efeze 1:15 Daarom houd ook ik, gehoord hebbende van uw geloof in de Here Jezus en van uw liefde tot al de heiligen, 16 niet op te danken, u gedenkende bij mijn gebeden, []
  2. 1 Tim 1: 3 Doe, zoals ik u bij mijn reis naar Macedonië aangeraden heb: blijf nog te Efeze, om sommigen te bevelen geen andere leer te brengen, 4 noch zich bezig te houden met fabels en eindeloze geslachtsregisters, die veeleer moeilijkheden ten gevolge hebben dan door God gegeven leiding in het geloof. 5 En het doel van alle vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof. []
  3. 6:6 Nu brengt inderdaad de godsvrucht grote winst, indien zij gepaard gaat met tevredenheid. 7 Want wij hebben niets op de wereld meegebracht; wij kunnen er ook niets uit meenemen. 8 Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn. 9 Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. 10 Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord. 11 Gij daarentegen, o mens Gods, ontvlucht deze dingen, doch jaag naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid. 12 Strijd de goede strijd des geloofs, grijp het eeuwige leven, waartoe gij geroepen zijt en de goede belijdenis afgelegd hebt voor vele getuigen. []
  4. 6:17 Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft, 18 om wel te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, 19 waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen. 20 O Timoteus, bewaar wat u is toevertrouwd, houd u buiten het bereik van de onheilige, holle klanken en de tegenstellingen der ten onrechte zo genoemde kennis. 21 Sommigen, die woordvoerders daarvan zijn, zijn het spoor des geloofs bijster geraakt. De genade zij met ulieden. []
  5. Ef. 6: 10 Voorts, weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht. 11 Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels; 12 want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. []
  6. een minder HS heeft toegevoegd ‘spoedig” []
  7. 1 Cor 13: 2 En al ware het dat ik de gave der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap; en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets. []
  8. Hand 6:5 En dit woord behaagde heel de menigte; en zij kozen Stefanus, een man vol van geloof en van de Heilige Geest, Filippus, Prochorus, Nicanor, Timon, Parmenas en Nicolaüs, een proseliet uit Antiochië. []
  9. 1 Kor 6:15 Weet u niet dat uw lichamen leden zijn van Christus? Zal ik dan de leden van Christus nemen en die maken tot leden van een hoer? Volstrekt niet! 16 Of weet u niet dat wie zich met een hoer verenigt, één lichaam met haar is? Want die twee, zegt Hij, zullen tot één vlees zijn. 17 Wie zich echter met de Heere verenigt, is één geest met Hem. 18 Vlucht weg van de hoererij. Elke zonde die een mens doet, is buiten het lichaam, maar wie hoererij bedrijft, zondigt tegen zijn eigen lichaam. 19 Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent? 20 U bent immers duur gekocht. Verheerlijk daarom God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn. []
  10. Rom 14: 10 Gij echter, wat oordeelt gij uw broeder? Of ook gij, wat minacht gij uw broeder? Want wij zullen allen gesteld worden voor de rechterstoel Gods. Rom 15:1 Wij, die sterk zijn, moeten de gevoeligheden der zwakken verdragen en niet onszelf behagen. 2 Ieder onzer trachte zijn naaste te behagen, ten goede, tot opbouwing, 3 want ook Christus heeft Zichzelf niet behaagd, maar, gelijk geschreven staat: De smaadwoorden van hen, die U smaden, kwamen op Mij neder. 4 Al wat namelijk tevoren geschreven is, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij in de weg der volharding en van de vertroosting der Schriften de hoop zouden vasthouden. []
  11. Gen 3:22 Toen zei de HEERE God: Zie, de mens is geworden als één van Ons, omdat hij goed en kwaad kent. Nu dan, laat hij zijn hand niet uitsteken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij eeuwig zou leven! 23 Daarom zond de HEERE God hem weg uit de hof van Eden, om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was. 24 Hij verdreef de mens, en plaatste ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een vlammend zwaard, dat heen en weer bewoog, om de weg naar de boom des levens te bewaken. []
  12. Joh 6: 26 Jezus antwoordde hun en zei: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: U zoekt Mij, niet omdat u tekenen gezien hebt, maar omdat u van de broden gegeten hebt en verzadigd bent. 27 Werk niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven, dat de Zoon des mensen u geven zal; want Hem heeft God de Vader verzegeld. []
  13. Joh 6:53 Jezus dan zei tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. []
  14. Mat 7:17 Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort en een slechte boom brengt slechte vruchten voort. []
  15. Luk 6:43 Want er is geen goede boom die slechte vrucht voortbrengt, en geen slechte boom die goede vrucht voortbrengt. []
  16. Opb 18:12 koopwaar van goud, zilver, edelgesteente, parels, fijn linnen, purper, zijde en scharlaken, allerlei geurig hout (xulon), allerlei ivoren voorwerpen en allerlei voorwerpen van zeer kostbaar hout, koper, ijzer en marmer, []
  17. Hand 5;30 De God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt, Die u omgebracht hebt door Hem aan een (kruis)hout te hangen. []
  18. Hand 10:39 En wij zijn getuigen van alles wat Hij gedaan heeft, zowel in het Joodse land als in Jeruzalem. Ze hebben Hem gedood door Hem aan een hout te hangen. []
  19. Hand 13:29 En toen zij alles volbracht hadden wat er over Hem geschreven was, namen zij Hem van het hout af en legden Hem in het graf. []
  20. Gal 3:13 Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt, []
  21. 1 Pet 2:24 Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij, voor de zonden dood, voor de gerechtigheid zouden leven. Door Zijn striemen bent u genezen. []
  22. Want als zij dit doen met het groene hout, wat zal er dan met het dorre gebeuren? []
  23. Opb 7:1 opdat er geen wind zou waaien over de aarde, …, of over enige boom. []
  24. Opb 7:3 Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, []
  25. Opb 8:7 en het derde deel van de bomen verbrandde en al het groene gras verbrandde. []
  26. Opb 9:4 noch aan enig gewas, noch aan enige boom, maar alleen aan de mensen, []
  27. hier is soms toegevoegd ‘het midden van’ []
  28. Opb 22:1 En hij liet mij een zuivere rivier zien, van het water des levens, helder als kristal, die uit de troon van God en van het Lam kwam. 2 In het midden van haar straat en aan de ene en de andere zijde van de rivier bevond zich het hout van leven (de Boom des levens), []