Openbaring in het kort, een overzicht
Introductie op Openbaring
Hoofdstukken Openbaring
hoofdpagina site
HSV 12 En schrijf aan de engel van de gemeente in Pergamus: Dit zegt Hij Die het tweesnijdende, scherpe zwaard heeft: 13 Ik ken uw werken en weet waar u woont, namelijk waar de troon van de satan is. U houdt vast aan Mijn Naam, en u hebt het geloof in Mij niet verloochend, zelfs niet in de dagen van Antipas, Mijn trouwe getuige, die gedood werd bij u, waar de satan woont.
NBG51 12 En schrijf aan de engel der gemeente te Pergamum: Dit zegt Hij, die het tweesnijdende scherpe zwaard heeft: 13 Ik weet, waar gij woont, dáár waar de troon des satans is; en gij houdt vast aan mijn naam en hebt het geloof in Mij niet verloochend, ook niet in de dagen van Antipas, mijn getuige, mijn getrouwe, die gedood werd bij u, waar de satan woont.
NBV21 12 “Dit zegt Hij die het scherpe, tweesnijdende zwaard heeft: 13 Ik weet waar u woont, namelijk waar Satans troon staat. U bent mijn naam trouw gebleven en hebt uw geloof in Mij niet verloochend, ook niet toen Antipas, mijn betrouwbare getuige, werd gedood in uw stad, waar ook Satan woont.
Vast in het geloof
12 Καὶ τῷ ἀγγέλῳ τῆς ἐν Περγάμῳ ἐκκλησίας γράψον. En aan de engel van de in Pergamum (gelegen) gemeente schrijf:
Pergamum was een grote stad met bijna 200.000 inwoners en was de hoofdstad van de streek. De stad bezat een van de grootste bibliotheken van de oudheid, alleen die in Alexandrië was groter. De naam perkament is afgeleid van de naam van de stad, omdat er zoveel boeken werden geproduceerd. Het geschreven woord en het gesproken woord zal er van groot belang zijn geweest.
Τάδε λέγει ὁ ἔχων τὴν ῥομφαίαν Deze dingen zegt de hebbende het zwaard τὴν δίστομον τὴν ὀξεῖαν het tweesnijdende, het scherpe.
Dit verwijst naar de verschijning van Jezus in Opb 1:16. Jezus ‘strijdt’ met het zwaard dat uitgaat van zijn mond, het woord. Juist op deze stad ‘van het woord’ is dat van toepassing. Het gaat om een lang zwaard dat ver reikt. Niet een kort, dolkachtig steekwapen. Jesaja zegt dat God ook zijn mond heeft gemaakt als een zwaard 1.
13 οἶδα Ik weet 2 ποῦ κατοικεῖς, ὅπου ὁ θρόνος τοῦ σατανᾶ, waar u woont, waar de zetel/de troon van de satan (is)
Er zijn veel suggesties gegeven voor wat die zetel (of troon, kan allebei) zou kunnen zijn geweest. Is het een tempel voor de keizer, het indrukwekkende altaar voor Zeus boven op een heuvel, zichtbaar van alle zijden, de tempel voor Asklepios, enz. In Berlijn is er een indrukwekkend Pergamon museum met daarin het altaar voor Zeus. Maar het is niet waarschijnlijk dat een afgodische tempel of een afgod als Zeus als directe tegenstander (satan) wordt beschouwd. Dat zou te veel eer zijn, een afgod is immers niets 3. Daarom moet gedacht worden aan Pergamum als juridisch centrum. De stad was aangemerkt als een zogenaamde conventus waar mensen, uit heel de omgeving, terecht moesten staan. Daar zal waarschijnlijk de straks genoemde Antipas ook terecht hebben gestaan. Satan staat hier symbool voor de tegenstander van de gemeente, de aanklager.
καὶ κρατεῖς τὸ ὄνομά μου en jullie houden vast de naam van Mij
Meestal spreekt het NT over het belijden van de Naam van Jezus, hier is de uitdrukking “vasthouden”. Het woord komt buiten de Bijbel veel voor in een wat ander verband en betekent dan met kracht vastpakken, grijpen, hier dus vasthouden. In positieve zin lezen wij ervan met betrekking tot goede overleveringen 4, 5 maar negatief kan ook, als het om verkeerde dingen gaat 6. Dat zij de Naam van Jezus vasthouden laat zien dat zij onder grote druk hebben gestaan om die Naam juist los te laten. Belijden kan nog wat vrijblijvend zijn, vasthouden vraagt meer, dan wordt je op de proef gesteld.
en niet u hebt verloochend het geloof in Mij
Hun trouw, hun krachtig vasthouden aan het goede getuigenis valt op. Zij hebben niet losgelaten, hun band met Jezus niet ontkend. Dat is niet gering als je met de dood wordt bedreigd. Het lukte Petrus niet toen hij zag dat het met zijn Meester verkeerd af ging lopen en hij bang was voor zijn eigen leven.
καὶ ἐν ταῖς ἡμέραις Ἀντιπᾶς ook (niet) in de dagen in welke Antipas
Antipas is een afgekorte naam, de lange vorm is Antipatros of Antipater. Deze naam was destijds zeer populair in Griekenland en Macedonië. In de dagen van Antipas wijst op een periode van beproeving voor de gelovigen, maar die periode is nu voorbij.
ὁ μάρτυς μου ὁ πιστός μου, de getuige van Mij, de getrouwe/ (de gelovige),
Opvallend is dat in Openbaring het werkwoord voor geloven pisteuo niet voorkomt, terwijl het misschien wel bijna 200 keer in het NT staat. Wel wordt een aantal malen de gelovige, de getrouwe genoemd zoals hier, of “het geloof” zoals hierboven. Openbaring is niet geschreven om tot geloof te bewegen maar om het geloof vast te houden.
De betekenis van het werkwoord getuigen is geleidelijk veranderd in ‘getuigen tot aan de dood’. Zo veranderde het woord van getuige (martus) in martelaar. Als in 155/156 Polycarpus sterft als getuige, dan is die omslag een feit en betekent martus zonder meer martelaar. Deze verandering in betekenis zal verband hebben gehad met de vasthoudendheid van christenen die hun Here en Heiland Jezus Christus niet verloochenden. Ook niet als dit de dood tot gevolg had. Zie ook Opb 2:9 over Plinius.
ὃς ἀπεκτάνθη παρ’ ὑμῖν, die gedood is bij jullie,
Sommigen vatten het ‘bij jullie’ zo op dat Antipas in het openbaar is terecht gesteld. Dan is het een plaatsaanduiding. Ook kan ‘bij’ gewoon aangeven dat Antipas een lid was van hun gemeente. Zijn dood, als getuige van Christus, zal de druk groter hebben gemaakt in hun beproeving om het geloof vast te houden.
ὅπου ὁ σατανᾶς κατοικεῖ. waar de satan woont.
In Pergamum kwam de macht van satan publiek tot uiting. Pergamum als centrum van bestuur en rechtspraak. De vertegenwoordiger van de keizer kon harde maatregelen treffen om christenen er onder te krijgen. In een maatschappij leven waar de tegenstander van de gelovigen het voor het zeggen heeft is zwaar. Dat het zo een samenleving is, volgt uit ‘woont’. Pergamum is voor satan als zijn eigen huis, de leiders, de rechters in de stad staan lijnrecht tegenover de gemeente.
Ga verder naar Opb 2:14-17
Ga terug naar Opb 2:8-11
- Jes 49: 1 Hoort naar Mij, gij kustlanden, en luistert, gij natiën in de verte. De HERE heeft mij geroepen van moeders lijf aan, van de schoot mijner moeder aan heeft Hij mijn naam vermeld. 2 En Hij maakte mijn mond als een scherp zwaard; [↩]
- minder handschrift heeft ook “de werken van u en” [↩]
- 1 Kor 8:4 Wat dus het eten van afgodenoffers betreft: wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen andere God is dan Eén. 5 Want al zijn er ook die goden genoemd worden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde (zoals er vele goden en vele heren zijn), 6 toch is er voor ons maar één God: de Vader, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en één Heere: Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem. [↩]
- 2 Thess 2:15 Zo dan, broeders, staat vast en houdt u (vast) aan de overleveringen, die u door ons, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn. [↩]
- Hebr 4:14 Want wij hebben deel aan Christus gekregen, als wij tenminste het beginsel van de vaste grond van het geloof tot het einde toe onwrikbaar vasthouden [↩]
- Marc 7: 8 Gij verwaarloost het gebod Gods en u houdt (vast) aan de overlevering der mensen. [↩]