Ga naar de inhoud

Openbaring hoofdstuk 1 vers 17b-20

Openbaring in het kort, een overzicht
Introductie op Openbaring
Hoofdstukken Openbaring
hoofdpagina site

Vrees niet!

HSV 17b en Hij legde Zijn rechterhand op mij en zei tegen mij: Wees niet bevreesd, Ik ben de Eerste en de Laatste, 18 en de Levende, en Ik ben dood geweest en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels van het rijk van de dood en van de dood zelf. 19 Schrijf nu op wat u hebt gezien, en wat is, en wat hierna zal geschieden. 20 Het geheimenis van de zeven sterren die u in Mijn rechterhand hebt gezien, en van de zeven gouden kandelaren is: de zeven sterren zijn de engelen van de zeven gemeenten, en de zeven kandelaren die u hebt gezien, zijn de zeven gemeenten.

NBG51 17b en Hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste, 18 en de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk. 19 Schrijf dan hetgeen gij gezien hebt en hetgeen is en hetgeen na dezen geschieden zal. 20 Het geheimenis der zeven sterren, die gij gezien hebt in mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaren: de zeven sterren zijn de engelen der zeven gemeenten, en de kandelaren zijn de zeven gemeenten.

NBV21 17b Maar Hij legde zijn rechterhand op me en zei: ‘Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste. 18 Ik ben degene die leeft; Ik was dood, maar nu leef Ik, tot in eeuwigheid. Ik heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk. 19 Schrijf daarom op wat je gezien hebt, wat er nu is en wat hierna zal gebeuren. 20 Dit is de betekenis van de zeven sterren die je in mijn rechterhand zag en van de zeven gouden kandelaars: de zeven sterren zijn de engelen van de zeven gemeenten, en de zeven kandelaars zijn de zeven gemeenten zelf.

17b καὶ ἔθηκεν τὴν δεξιὰν αὐτοῦ ἐπ’ ἐμὲ λέγων· en Hij legde de rechter (hand 1) van Hem op mij, zeggende:
Wat een geweldig, bemoedigend, ontroerend, geruststellend gebaar. Terwijl hij als een blinde, als een dode, op de grond ligt voelt Johannes dat deze hand goed wil doen. Deze hand, die macht heeft over de sterren, raakt hem aan, troost en bemoedigt hem. Johannes voelt de kracht ervan.
μὴ φοβοῦ· Niet vrezen!
Wij zeggen vrees niet. Maar Johannes hoort eerst niet, sneller kun je niet gerust worden gesteld. Stop met vrezen, nu! Samen met het voelen van die hand, hoort hij deze bekende woorden, van een stem die hij ook herkent. Het tweesnijdend zwaard doet hem geen kwaad. De stem zal niet zo oorverdovend meer hebben geklonken. Wat een vrede zal er in zijn hart zijn gekomen.
Johannes krijgt geen bevel om te gaan staan. Languit plat voor iemand liggen, is de nederigste houding van aanbidden. Het wordt wel een prosternatie genoemd. Zo bewijs je iemand de grootste eer. Na de opstanding lezen wij dat de discipelen het ook deden (Mat 28:9,17; Luk 24:52). Maar eerder in de Evangeliën wordt lezen wij dit maar één keer (het grondwoord geeft het aan) van de discipelen 2, het was na het stillen van de wind en de zee, toen huiverden zij omdat zij in Jezus God zagen. Een mens aanbidden mocht voor Joden absoluut niet. Sommigen namen dat wat gemakkelijker, wij lezen het van de wijzen uit het Oosten die zich voor Jezus op de ‘grond wierpen’ (Mat 2:11). Voor Jozef en Maria heeft dat het bewustzijn versterkt over de hoge afkomst van hun zoon. Verder lezen wij over deze vorm van aanbidden door een melaatse (Mat 8:2), de bezetene uit Gadara (Mark 5:6), een overste van een synagoge (Mat 9:18), de Kananese vrouw (Mat 15:25), de blind geboren man (Joh 9:38), de moeder van Johannes en Jakobus (Mat 20:20). Het is echt opvallend dat Jezus dat nooit corrigeert, Hij is zich bewust van zijn God zijn. Als satan Jezus verleidt om hem te aanbidden is Jezus’ antwoord duidelijk, alleen God aanbidden 3!
Wat Johannes meemaakt lijkt op wat Daniël overkwam toen die een hemelbode zag. Dan valt ook hij bezwijmd plat op de grond 4. Daniël moet wel gaan staan. Een engel zal nooit accepteren dat een mens hem zo vereert, zie Openbaring 19:10 5 en 22:9 6. Dus geen engelenverering, Paulus heeft er ook tegen gewaarschuwd 7. Als in Lystre een man geneest door God, via Barnabas en Paulus, noemen de inwoners Barnabas Jupiter en Paulus Mercurius. Als zij hen vervolgens als goden willen eren, schrikken Barnabas en Paulus daar hevig van en voorkomen dit met alle macht 8. Knielen voor een schepsel, een mens of een engel, voor wat of wie dan ook en in welke functie dan ook, is God van zijn eer beroven 9!

ἐγώ εἰμι ὁ πρῶτος καὶ ὁ ἔσχατος Ik, Ik ben de Eerste en de Laatste
Later in Opb 21 en 22 zal Jezus zeggen: Ik ben de alpha en de omega. De eerste en laatste letter van het Griekse alfabet. Het wordt steeds duidelijker wie deze Mensenzoon is. In Jesaja 41: 4 en 44: 6 gebruikt God zelf deze titel 10. Het ‘Ego eimi’, waar deze zin mee begint staat 5 maal in Openbaring, en komt 24 keer voor in het Johannes Evangelie: “Ik, Ik ben…….” Acht keer zegt Jezus “Ik, Ik ben … ” Ook een verwijzing naar God Die zei: Ik ben, Die Ik ben. Zeven keer staat in dat Evangelie “Ik ben” gevolgd door een vergelijking: het brood des levens, het licht van de wereld, de Deur voor de schapen, de goede Herder enz. Johannes weet nu wel Wie voor hem staat. Wie zijn hand op hem heeft gelegd en sprak. En dan toch niet vrezen!

18 καὶ ὁ ζῶν, ook de Levende
Johannes zal steeds meer tot rust komen. Door heel de Bijbel heen wordt God de levende God genoemd, dit in tegenstelling tot alle dode afgoden. Petrus zegt van Jezus “U bent de Christus, de Zoon van de levende God”. De Levende, dat is toch God, alleen Hij? Maar Jezus dus ook!
καὶ ἐγενόμην νεκρὸς en ook was Ik dood
Dit is schokkend, de Levende was dood, wat een tegenstelling! Hoe is het mogelijk? Dat kan er maar Een zijn!
καὶ ἰδοὺ en zie:
Met nadruk, let goed op Johannes! Deze Mensenzoon die dood is geweest, is de Levende! Het is duidelijk zijn geliefde Meester en Here.
ζῶν εἰμι εἰς τοὺς αἰῶνας τῶν αἰώνων Levend Ik ben tot in de eeuwen van de eeuwen 11.
Ook in Daniël staat dit, maar dan gaat het over God zelf 12. In de tijd van Johannes maakten de keizers de dienst uit, maar ook die stierven de een na de ander. Wat een troost dat Jezus Christus niet meer sterft en zijn gemeente veilig naar haar eindbestemming kan leiden dwars door alle tijden heen. Zelfs door de dood heen:
καὶ ἔχω τὰς κλεῖς τοῦ θανάτου en Ik heb de sleutels tot de dood καὶ τοῦ ᾅδου. en tot het dodenrijk 13.
De vertaling ’tot’ de dood enz. heeft de voorkeur, niet van de dood 14. Er zijn in de Bijbel geen aanwijzingen dat de dood (de macht die kan doden) of het dodenrijk (de plaats waar doden verkeren) zelf sleutels bezitten. Die sleutels zijn nooit in hun bezit geweest. God heeft deze in handen 15. Jezus krijgt ze uit de hand van God. Hij is dood geweest en is weer levend geworden. Hij heeft deze sleutels niet hoeven te ontroven aan een of andere sleutelbewaarder uit de onderwereld 16. In de Griekse mythologie leefde de gedachte dat de godin Hekate de sleutels van het dodenrijk beheerde. Zoals gezegd (bij Opb 1:16) was haar vertegenwoordiger op aarde Artemis/Diana de godin met de vermaarde tempel in Efeze 17.

Het is mogelijk dat deze bijzondere openbaring aan Johannes op de zondagmorgen invloed heeft gehad op de gewoonte van de vroege kerk om zich voor het gezamenlijke gebed naar het oosten te keren. De gewoonte is al vroeg beschreven en verdedigd vanuit de verwachting dat Jezus vanuit het Oosten terug zou komen op grond van Mat 24:27 18. Jezus stond op nog voor zonsopgang. Hij is het licht van de wereld, Hij gaat de zon te boven in haar kracht en heerlijkheid. Hij noemt zich later de Morgenster 19. Ook dit waren redenen voor bidden richting het oosten. Vanuit deze visie zijn veel kruiskerken gebouwd. De avondmaalstafel, waar de dood van de Here wordt herdacht, stond daarom in veel oude kathedralen aan de oostelijke kant. Later werd dat de plaats van het altaar in de Rooms Katholieke kerk. De kerkvader Tertullianus verdedigde al het bidden van de christenen richting het oosten (zie blz. 12 e.v. van Marturia 10) in zijn apologie (ca. AD 196). Hij bestrijdt het verwijt dat zij daarmee de zon zouden willen eren.

19 γράψον οὖν ἃ εἶδες Schrijf daarom welke (beelden/dingen) je hebt gezien.
Twaalf keer komt een dergelijke opdracht voor in Openbaring. Johannes moet een getrouwe getuige zijn bij elke onthulling van een nieuw gezicht. Meer wordt niet gevraagd, minder ook niet. Hij is niet de auteur, niet de bedenker van de boodschap. Deze opdracht komt voordat dit visioen wordt afgesloten. Straks komt de uitleg.
καὶ ἃ εἰσὶν dat wil zeggen: welke (dingen) zijn
Dit zijn de dingen die er zijn in de tijd waarin Johannes leeft (“de dingen die zijn”). Daar horen ook dingen bij die al plaats gevonden hebben. Die al geschiedenis waren, door heel Openbaring heen zullen wij die ook te zien krijgen.
καὶ ἃ μέλλει γενέσθαι μετὰ ταῦτα. en welke op het punt staan te verschijnen na deze.
Daarnaast zullen dingen onthuld worden die nog zullen komen.

De gemeenten als nieuwe tempel

20 τὸ μυστήριον τῶν ἑπτὰ ἀστέρων Het geheimenis van de zeven sterren
οὓς εἶδες ἐπὶ τῆς δεξιᾶς μου die je hebt gezien op de rechter (hand) van Mij
καὶ τὰς ἑπτὰ λυχνίας τὰς χρυσᾶς· en de zeven kandelaars de gouden:
Het komt maar weinig voor dat in Openbaring een duidelijke verklaring wordt gegeven van een visioen. Dat het hier al bij de inleiding op het boek gebeurt is om ervan te leren hoe wij visioenen moeten interpreteren. Er moet steeds een vertaalslag worden gemaakt. Het gaat niet om het beeld op zich, maar om de boodschap die het uit wil dragen. Dus over het algemeen zeker niet te letterlijk naar de visioenen kijken.
οἱ ἑπτὰ ἀστέρες ἄγγελοι τῶν ἑπτὰ ἐκκλησιῶν εἰσιν de zeven sterren, engelen van de zeven gemeenten zij zijn
Zouden de gemeenten weten dat er zeven engelen zijn die bij hen horen? Er zijn inderdaad uitleggers die denken aan engelen in de hemel die één op één toegewezen zijn aan de gemeenten. Die waken dan over hen, spreken hen aan en zijn verantwoordelijk voor de gang van zaken in de gemeenten. Zij vertegenwoordigen die ook in de hemel. Een dergelijk idee komen wij bijv. tegen ten aanzien van personen zoals in Hand. 12:15 waar de dienstbode zegt over Petrus als die aan de deur klopt: “het is zijn engel”. Ook de Here Jezus zelf zegt dat zij die in Hem geloven, net als kleine kinderen, elk in de hemel hun engel hebben die over hen waakt en in de hemel rapporteert als hen kwaad wordt aangedaan 20. Deze zeven engelen zijn in elk geval niet de aartsengelen of een andere groep van zeven engelen zoals die nog in Openbaring zullen worden genoemd. Maar dat zulke engelen hier worden bedoeld is zeer onwaarschijnlijk. Want waarom zou Johannes een brief moeten sturen aan deze engelen in de hemel? Nee, het gaat om menselijke boden die straks per gemeente apart worden genoemd: de engel van Efeze enz.
Johannes zag eerst dat zij in de hand van Jezus waren. Nu staat er dat zij op de hand van Jezus zijn. In zijn hand geeft de macht aan die Jezus over hen heeft. Maar nu is het moment gekomen dat zij klaar staan om uitgezonden te worden, ondersteund door zijn autoriteit. Zowel in het Hebreeuws (malak) alsook in het Grieks (angel) betekent het grondwoord bode of boodschapper of afgezant. En dan ongeacht of het een mens op aarde is of een persoon uit de hemel. Uit het verband moet blijken of het een engel uit de hemel is of een ‘gewone’ menselijke bode. In het OT wordt malak met engel vertaald als deze duidelijk uit de hemel komt. Maar met bode als het een gewoon mens is bijv. in Ge 32:3 21, Num 20:14 22, in 2 Kron 36:15 23 en Maleachi 2:7 24.
Uit het verband hier in Openbaring is het duidelijk dat deze boodschappers als boden van God op aarde moeten handelen. Wellicht moeten zij straks deze brieven voorlezen in de gemeenten! Zij moeten de gemeenten bemoedigen en vermanen met wat in de brieven geschreven staat. De boden hebben in elk geval een hoge positie en opdracht, je wordt niet zomaar met een ster vergeleken. De gemeenten moeten hen met respect ontvangen. Gewillig naar hen luisteren en hen gehoor geven, want het is een boodschap van Jezus die spreekt door de Heilige Geest. Iedere brief aan de gemeenten eindigt met de oproep: “wie een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten (meervoud!) zegt”.
καὶ αἱ λυχνίαι αἱ ἑπτὰ ἑπτὰ ἐκκλησίαι εἰσίν. en de (zeven) kandelaars die je hebt gezien, de zeven gemeenten zij zijn.
Dit zag Johannes als eerste toen hij zich omkeerde na het horen van die machtige stem. De gemeenten vormen de nieuwe tempel waarin God wil wonen te midden van zijn volk. Een zeer belangrijke boodschap na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem. In de gemeente wordt Hij nu ontmoet, daar spreekt HIj, daar wordt Hij aanbeden en geëerd. Daarmee is het gelijk duidelijk dat deze nieuwe tempel niet maar alleen die zeven genoemde gemeenten betreft, maar dat het om alle gemeenten gaat over heel de aarde. En dan niet alleen toen, maar ook nu. Samen vormen zij de éne ecclesia, de éne gemeente van gelovigen (zie ook de uitleg bij Opb 1:4). De ‘bedelingenleer’ (dispensationalisme) verwerpt dit idee. Men meent dat de zeven gemeenten zeven verschillende tijdperken van de kerk laten zien. God werkt dan steeds in een andere ‘bedeling’. In onze tijd zou de kerk het meest lijken op de kerk van Laodicea. Maar wie de inhoud van de brieven bestudeert zal zien dat wat daar genoemd wordt in alle tijden van toepassing is. Deze leer is vanuit een (vernauwd) westers gezichtspunt ontstaan. Wie zich verdiept in de wereldwijde gemeente zal zien dat buiten het westen het christelijk geloof springlevend is en wijdverbreid. Niet bepaald Laodicea dus. De meerderheid van de gemeente van Christus bevindt zich in de zogenaamde derde wereld. Christenen daar blijken bijbelgetrouw, hanteren een christelijke levensstijl, streven naar sociale gerechtigheid, verbreiden het Evangelie met overtuiging onder andere godsdiensten enz. vaak meer dan hier in het westen.
De kandelaars laten verder ook zien dat elke gemeente moet functioneren als een stad op een berg die licht verspreidt 25. Net als die boden zijn de gemeenten meer dan ‘gewone’ volksvergaderingen. Zij zijn als de kandelaars in de tempel. Tekenen van de aanwezigheid van de Heilige Geest. En daar tussen wandelt Jezus! De gemeenten worden in hun verdrukking niet alleen gelaten! Jezus is bij en in hen door de Heilige Geest. Johannes mag op deze zondag dan wel ver weg zijn van de gemeentelijke samenkomsten, toch worden de gemeenten bezocht door hun Voorganger uit de hemel. Als Johannes nog zou treuren over de verwoesting van Jeruzalem en van de tempel dan moet hij anders gaan kijken. Wat hij hier hoort en ziet zal hem zeer vertroost en bemoedigd hebben.

Ga verder naar Opb 2:1-3
Ga terug naar Opb 1:12-17a

  1. in het Grieks moet bij ‘rechter’ meestal hand erbij worden gedacht []
  2. Mat 14:33 Zij die in het schip waren, kwamen Hem aanbidden en zeiden: Werkelijk, U bent de Zoon van God! []
  3. Mat 4: 10 Toen zei Jezus tegen hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen. []
  4. Dan 10:8 zo bleef ik alleen over. Toen ik dat grote gezicht zag, bleef er in mij geen kracht meer; alle kleur week van mijn gelaat, en ik had geen kracht meer over. 9 Toen hoorde ik het geluid zijner woorden, en toen ik het geluid zijner woorden hoorde, viel ik bezwijmd op mijn aangezicht, met mijn aangezicht ter aarde. 10 En zie, een hand raakte mij aan en deed mij op knieën en handen sidderend oprijzen. 11 En hij zei tot mij: Daniel, gij zeer beminde man, let op de woorden die ik tot u spreek, en ga rechtop staan, want nu ben ik tot u gezonden. Toen hij dit tot mij sprak, stond ik bevende op. []
  5. En ik viel voor zijn voeten neer om hem te aanbidden, maar hij zei tegen mij: Pas op dat u dat niet doet! Ik ben een mededienstknecht van u en van uw broeders, []
  6. En hij zei tegen mij: Pas op dat u dat niet doet! []
  7. Col 2: 18 Laat niemand u de prijs doen missen door gewilde nederigheid en engelenverering, als ingewijde in wat hij heeft aanschouwd, zonder reden opgeblazen door zijn vleselijk denken, 19 terwijl hij zich niet houdt aan het hoofd, waaruit het gehele lichaam, door pezen en banden ondersteund en samengehouden, zijn goddelijke wasdom ontvangt. []
  8. Hand 14:13 En de priester van Zeus, wiens tempel vóór hun stad lag, bracht ossen en kransen bij de poorten en wilde samen met de menigten offeren. 14 Maar toen de apostelen Barnabas en Paulus dat hoorden, scheurden zij hun kleren, stortten zich in de menigte en riepen: 15 Mannen, waarom doet u dit? Ook wij zijn mensen net zoals u, en wij verkondigen u juist dat u zich van deze zinloze dingen moet bekeren tot de levende God, Die de hemel, de aarde, de zee en alles wat erin is, gemaakt heeft. []
  9. Ex 20:3 U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. 4 U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is. 5 U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, []
  10. 44:6 Zo zegt de HEERE, de Koning van Israel, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de Eerste, en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God. []
  11. wordt in een ander HS gevolgd door Amen []
  12. Dan 6:25 Daarna schreef koning Darius aan alle volken, natiën en talen, die de ganse aarde bewonen: Uw vrede zij groot! 26 Door mij wordt bevel gegeven, dat men in het gehele machtsgebied van mijn koninkrijk voor de God van Daniel zal vrezen en beven; want Hij is de levende God, die blijft in eeuwigheid; []
  13. de volgorde dood en dodenrijk hangt af van het handschrift, meestal staat in Openbaring de dood voorop []
  14. Taalkundig: De sleutels zijn niet van de dood en van het dodenrijk, dus moet de tweede naamval met ’tot’ worden vertaald []
  15. Lu 12: 4 Ik zeg u, mijn vrienden, vreest hen niet, die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen. 5 Ik zal u tonen, wie gij vrezen moet. Vreest Hem, die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen. Voorwaar, Ik zeg u, vreest Hem! []
  16. Joh 10: 17 Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen. 18 Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen. []
  17. Hand 19: 23 En omstreeks dat tijdstip ontstond er geen geringe opschudding inzake de weg (van Jezus Christus). 24 Want iemand, genaamd Demetrius, een zilversmid, die zilveren Artemistempels vervaardigde, verschafte aan de mannen van het vak niet weinig inkomsten. 25 Hij riep dezen bijeen, met de werklieden in dit vak, en zei: Mannen, gij weet, dat wij aan dit werk onze welvaart danken, 26 en gij ziet en hoort, dat deze Paulus een talrijke schare, niet alleen van Efeze, maar ook van bijna geheel Asia, overgehaald en afkerig gemaakt heeft door te zeggen, dat goden, die met handen worden gemaakt, geen goden zijn; 27 en wij lopen niet alleen gevaar, dat deze tak van arbeid niet meer in tel zal zijn, maar ook, dat het heiligdom van de grote godin Artemis van geen betekenis meer geacht zal worden, en dat zij ook van haar luister beroofd zal worden, zij, die door geheel Asia en de ganse wereld als godin wordt vereerd. []
  18. want zoals de bliksem vanuit het oosten komt en zichtbaar is tot in het westen, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. []
  19. Opb. 22:16 Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om bij u in de gemeenten van deze dingen te getuigen. Ik ben de Wortel en het Nageslacht van David, de blinkende Morgenster. []
  20. Matt 18:10 Pas op dat u niet een van deze kleinen veracht. Want Ik zeg u dat hun engelen in de hemelen altijd het aangezicht zien van Mijn Vader, Die in de hemelen is. []
  21. En Jakob zond boden uit voor zijn aangezicht tot Ezau, zijn broeder, naar het land Seir, de landstreek van Edom. []
  22. Daarna zond Mozes boden uit Kades tot den koning van Edom, welke zeiden: Alzo zegt uw broeder Israel: Gij weet al de moeite, die ons ontmoet is; []
  23. De HERE, de God hunner vaderen, zond wel zijn boden tot hen, vroeg en laat, want Hij ontfermde Zich over zijn volk en zijn woning, 16 maar zij bespotten de boden Gods, verachtten zijn woorden en hoonden zijn profeten, totdat de gramschap des HEREN zich zozeer tegen zijn volk verhief, dat geen herstel meer mogelijk was. []
  24. Want de lippen van de priester bewaren kennis en uit zijn mond zoekt men onderricht in de wet, want een bode (NBG, de SV vertaalt engel) van de HERE der heerscharen is hij. []
  25. Mat 5:14 U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. 15 En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de standaard, en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. 16 Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken. []