HSV Galaten 3:26 Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. 27 Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed. 28 Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus. 29 En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.
NBG51 Galaten 3:26 Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus. 27 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. 28 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus. 29 Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.
NBV21 Galaten 3:26 want door dit geloof bent u allen kinderen van God, in Christus Jezus. 27 U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed. 28 Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus. 29 En omdat u Christus toebehoort, bent u nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte.
Voorstanders van de vrouw in het ambt verwijzen graag naar Galaten 3:28. Paulus lijkt hier immers te schrijven dat er geen enkel verschil is tussen gelovige mannen en vrouwen. Sommigen vinden Paulus dan ook niet consequent als hij elders1,2 schrijft dat vrouwen in de gemeente moeten zwijgen.
Maar doet dit wel recht aan de context van deze tekst in de brief aan de Galaten? Is Paulus echt inconsequent?
In de gemeenten van Galatië waren na het eerste bezoek van Paulus Farizeeën gekomen met aanvullende voorschriften voor de gelovigen. Die leerden al eerder in Antiochië dat van gelovigen uit de heidenen alle mannen besneden moesten worden. De zaligheid was er mee gemoeid3. Dit probleem werd voorgelegd aan de ‘moedergemeente’ te Jeruzalem4 en de conclusie van dit beraad was dat besnijdenis voor de gelovigen uit de heidenen niet nodig was. Er werden wel een aantal andere voorschriften genoemd om zich aan te houden opdat er gemeenschap met hen kon zijn5. Paulus bracht de gelovigen in Galatië hiervan op de hoogte6. Als Paulus later elders is en verneemt dat in Galatië de gelovigen toch weer in verwarring raken door deze Judaïsten schrijft hij deze brief. Hij is zeer verontwaardigd. Hij vervloekt zelfs hen die een verkeerde leer brengen7.
Deze problematiek ligt aan de basis van heel deze brief. Hoofdstuk 3 gaat erover dat onbesneden gelovigen uit de heidenen zeker delen in de erfenis van Abraham, de vader van alle gelovigen8. In dit hoofdstuk wordt Abraham daarom maar liefst acht keer genoemd! In vers 7 vertaalt de NBG51 terecht υἱοί (huioi) met zonen en niet met kinderen, dat is een ander grondwoord τέϰνα (tekna). Zonen zijn immers de erfgenamen. Dan maakt Jood of Griek, slaaf of vrije, mannelijk en vrouwelijk niet uit. Gelovigen in Christus zijn allen zonen, allen erfgenamen zoals de slotconclusie van dit hoofdstuk het nog een keer samenvat.
Ook het volgende hoofdstuk 4 benadrukt dat de gelovigen in Christus echt zonen zijn van God en daarmee erfgenamen9. Vervolgens noemt Paulus Abraham nog een laatste keer om aan te geven dat zij die de Judaïsten volgen en hun heil zoeken in het volbrengen van de Wet, geen echte zonen van Abraham zijn. Isaak was verwekt naar de geest, de zoon van de belofte, hij is de echte erfgenaam. Ismaël was naar het vlees verwekt, staat symbool voor het slaafs dienen van de wet10,11.
Meer over Paulus en vrouw in het ambt zie Paulus en zijn cultuur.
- 1 Korinthe 14:34 Laten uw vrouwen in de gemeenten zwijgen. Het is hun immers niet toegestaan te spreken, maar bevolen onderdanig te zijn, zoals ook de wet zegt. [↩]
 - 1 Timotheüs 2:11 Een vrouw moet zich laten onderwijzen in stilheid, in alle onderdanigheid. 12 Want ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft, en ook niet dat zij de man overheerst, maar ik wil dat zij zich stil houdt. [↩]
 - Handelingen 15:1 En enigen die uit Judea gekomen waren, leerden de broeders: Als u niet besneden wordt volgens het gebruik van Mozes, kunt u niet zalig worden. [↩]
 - Handelingen 15:4 Toen zij in Jeruzalem gekomen waren, werden zij ontvangen door de gemeente en de apostelen en de ouderlingen; en zij deden verslag van alles wat God door hen gedaan had. 5 Maar, zeiden zij, er zijn er enigen opgestaan onder de aanhangers van de sekte van de Farizeeën die gelovig zijn geworden, die zeggen dat men hen moet besnijden en moet gebieden de wet van Mozes in acht te nemen. 6 En de apostelen en de ouderlingen kwamen bijeen om deze zaak te bezien. [↩]
 - Handelingen 15:19 Daarom ben ik van oordeel dat men het hun die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet lastig moet maken, 20 maar aan hen moet schrijven dat zij zich dienen te onthouden van de dingen die door de afgoden besmet zijn, van ontucht, van het verstikte en van bloed. [↩]
 - Handelingen 16:4 En toen zij de steden langs reisden, brachten zij hun de bepalingen over waarvan de apostelen en de ouderlingen in Jeruzalem besloten hadden dat men die in acht moest nemen. [↩]
 - Galaten 1:6 Ik verwonder mij erover dat u zich zo snel afwendt van Hem Die u in de genade van Christus geroepen heeft, naar een ander evangelie, 7 terwijl er geen ander is; al zijn er ook sommigen die u in verwarring brengen en het Evangelie van Christus willen verdraaien. 8 Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie zouden verkondigen, anders dan wat wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. 9 Zoals wij al eerder gezegd hebben, zo zeg ik ook nu weer: Als iemand u een evangelie verkondigt anders dan wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt. [↩]
 - Galaten 3:5 Hij dan Die u de Geest verleent en krachten onder u werkt, doet Hij dat uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof? 6 Zoals Abraham God geloofde en het hem tot gerechtigheid werd gerekend. 7 Begrijp dan toch dat zij die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen (NBG51 zonen!) zijn. 8 En de Schrift, die voorzag dat God uit het geloof de heidenen zou rechtvaardigen, verkondigde eertijds aan Abraham het Evangelie: In u zullen al de volken gezegend worden. 9 Daarom worden zij die uit het geloof zijn, gezegend samen met de gelovige Abraham. [↩]
 - NBG51 Galaten 4:4 Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, 5 om hen, die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij het recht van zonen zouden verkrijgen. 6 En, dat gij zonen zijt – God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader. 7 Gij zijt dus niet meer slaaf, doch zoon; indien gij zoon zijt, dan zijt gij ook erfgenaam door God. [↩]
 - Galaten 4:22 Want er staat geschreven dat Abraham twee zonen had, een van de slavin, en een van de vrije. 23Maar die van de slavin was naar het vlees verwekt, doch die van de vrije door de belofte. [↩]
 - 28 En gij, broeders, zijt, evenals Isaak, kinderen der belofte. 29 Maar zoals destijds hij, die naar het vlees verwekt was, hem, die naar de geest verwekt was, vervolgde, zo ook nu. 30 Maar wat zegt het schriftwoord? Zend de slavin weg met haar zoon, want de zoon der slavin zal in geen geval erven met de zoon der vrije. [31] Daarom, broeders, zijn wij geen kinderen ener slavin, maar van de vrije. [↩]